Eisen tenlastelegging kinderporno
Ingevolge artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering dient een dagvaarding de opgave te behelzen van het feit dat aan de verdachte wordt verweten. De wezenlijke functie van de tenlastelegging brengt mee dat (-en de opgave van het feit zal dan ook voldoen aan artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering indien-) deze zo duidelijk is dat de verdachte zich naar behoren tegen het strafrechtelijk verwijt kan verdedigen. Aan de opgave van het feit in de tenlastelegging worden -kort samengevat- drie voorwaarden gesteld: het geheel moet in de eerste plaats duidelijk en begrijpelijk zijn, in de tweede plaats niet innerlijk tegenstrijdig en in de derde plaats voldoende feitelijk (ECLI:NL:HR:1998:ZD1030). Voorts mag en kan de tenlastelegging in combinatie met het dossier worden gelezen.
Beoordelingskader Hoge Raad voor tenlastelegging kinderporno
De Hoge Raad heeft in het arrest van 17 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3322, aldus geoordeeld: ‘uit de eisen die art. 261 Sv in gevallen als de onderhavige stelt aan de dagvaarding, vloeit voort dat de tenlastelegging met het oog op de in 2.4 genoemde duidelijkheid (‘de tenlastelegging strekt er toe voor de procesdeelnemers de inzet van het geding en de te volgen beslissingsstructuur met de vereiste duidelijkheid vast te leggen (…) met het oog daarop dient ingevolge art. 261 Sv de dagvaarding een opgave te behelzen van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse alsmede de omstandigheden waaronder het zou zijn begaan’)ten aanzien van elk van die afbeeldingen, hetzij een voldoende concrete beschrijving dient te bevatten, hetzij de vindplaats van die beschrijving in het dossier dient te vermelden. Indien de tenlastelegging niet aan die eisen voldoet en de verdachte daarop beroep doet, kan zulks grond vormen voor nietigverklaring van de dagvaarding.’
Collectiescan en p-v met opsomming seksuele gedragingen
De wijze waarop artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht wordt tenlastegelegd, is als gevolg van ontwikkelingen in de jurisprudentie en in het beleid van het openbaar ministerie aan verandering onderhevig. In casu heeft het openbaar ministerie van een collectie kinderporno per type gedraging een algemene categorische omschrijving gegeven, zonder dat specifieke (voorbeelden van) afbeeldingen binnen die collectie in detail worden beschreven. De omschrijvingen van deze categorieën zijn echter concreet. Hierdoor is voldoende feitelijke inhoud gegeven aan de term “afbeelding van een seksuele gedraging” als bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. In het dossier zijn twee zogenaamde collectiescans gevoegd waarin aan de hand van in het proces-verbaal vermelde criteria de elementen van de seksuele gedraging die op afbeeldingen tijdens het opsporingsonderzoek zijn waargenomen, zijn opgesomd. Op deze wijze wordt een goed beeld van de gehele collectie gevormd.
Wanneer de tenlastelegging aan die eisen voldoet is deze voldoende duidelijk, begrijpelijk en feitelijk is en acht de dagvaarding geldig (zie o.a. Rb Noord-Nederland, 19 maart 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:1302),
Ontbreken verwijzing naar collectiescan in tenlastelegging kinderporno
De enkele omstandigheid dat in de tenlastelegging niet verwezen is naar de collectiescan zoals die is opgenomen in het dossier, niet dat voor verdachte niet voldoende duidelijk was om welke afbeeldingen het gaat en wat er op die afbeeldingen te zien is. De tenlastelegging dient gelezen te worden in combinatie met het dossier, in welk dossier de collectiescan is opgenomen waarin per soort seksuele gedraging staat aangegeven, op hoeveel procent van het totaal aantal aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen die seksuele gedraging is waargenomen. Elk soort seksuele gedraging is te herleiden tot één van de in de tenlastelegging genoemde categorische omschrijving van seksuele gedragingen (Rb Gelderland, 7 juli 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:3677).
< Terug naar Meer informatie kinderporno