Geen grooming nu contact niet via internet tot stand gekomen
Een erg bijzondere zaak van grooming is die van de rechtbank Limburg, 27 augustus 2014, ECLI:NL:HR:2014:7490. Het ging hier om een toezichthouder op een middelbare school die contact had met een minderjarige meisje van 15 jaar oud op die school. De wijze waarop hier contact werd gelegd en het feit dat dit contact enkel via internet werd voorgezet, heeft tot gevolg dat hier niet gesproken kon worden van grooming.
Advocaat: geen grooming
De raadsvrouw heeft bepleit dat het bewezenverklaarde feit 2 niet kan worden gekwalificeerd als een strafbaar feit. Onder verwijzing naar de Memorie van Toelichting bij artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht heeft de raadsvrouw bepleit dat de wetgever bij strafbaarstelling van ‘grooming’ niet het oog heeft gehad op een situatie als de onderhavige. Zo was er geen sprake van anonimiteit tussen verdachte en het slachtoffer. Bovendien heeft verdachte Facebook niet hoeven aanwenden om het slachtoffer te verleiden, nu het slachtoffer reeds op school belangstelling voor verdachte had getoond. Het slachtoffer heeft verdachte in de zomervakantie zelf benaderd. De Facebook-berichten met seksuele lading dateren van na de eerste ontmoeting tussen verdachte en het slachtoffer. De raadsvrouw heeft geconcludeerd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging ter zake van feit 2.
Rechtbank: geen grooming
Ter zake van feit 2 overweegt de rechtbank als volgt. Uit de Memorie van Toelichting bij artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008 – 2009, 31 810, nr. 3) volgt dat het bij ‘grooming’ gaat om het op internetsites, of in chatrooms, nieuwsgroepen of MSN-groepen benaderen en verleiden van een kind met als uiteindelijk doel het plegen van seksueel misbruik met dat kind. ‘Grooming’ is een veelal langerlopend proces waarbij de dader door veelvuldig chat- en e-mailcontact langzaam het vertrouwen wint van het kind, het kind verleidt tot het delen van intimiteiten en op dit wijze het kind in de digitale wereld vatbaar maakt voor seksueel misbruik in de fysieke wereld.
Hoewel feit 2 wettig en overtuigend bewezen is verklaard, is de rechtbank van oordeel dat de aard van de handelingen van verdachte dermate verwijderd zijn van de bedoeling van de wetgever bij het strafbaar stellen van ‘grooming’ dat er in onderhavige zaak geen sprake is van ‘grooming’ als door de wetgever bedoeld. Immers, verdachte en het slachtoffer kenden elkaar reeds van school en gebruikten de sociale mediawebsite Facebook enkel als middel om een afspraak tot stand te doen komen. Uit het procesdossier volgt bovendien dat de eerste afspraak tussen verdachte en het slachtoffer niet het doeleinde had om tot seksuele contacten te komen. Facebook werd door verdachte dus niet ingezet als middel, zoals de wetgever bij de strafbaarstelling van ‘grooming’ voor ogen had, om het slachtoffer eerst te verleiden en op die wijze te bewegen tot het ondergaan van seksueel misbruik.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het bewezenverklaarde onder feit 2 niet strafbaar. Zij zal verdachte ter zake van feit 2 dan ook ontslaan van alle rechtsvervolging.