Zekere mate van dronkenschap onvoldoende voor ‘verminderd bewustzijn’
Een minderjarige wordt verdacht van het samen met anderen verrichten van seksuele handelingen, met iemand die op dat moment in staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Het meisje verkeerde in een staat van dronkenschap, maar volgens de rechtbank kon niet worden vastgesteld dat dit ook in zodanige mate was dat er sprake was van ‘verminderd bewustzijn’ (Rb Midden-Nederland, 22 maart 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:1469).
Feitencomplex: seks in staat van dronkenschap
In de nacht van 4 op 5 april 2015 is aangeefster [aangeefster] met een vriendin uit geweest in Club [naam] . Voordat ze naar de club ging was ze al behoorlijk aangeschoten. In de club heeft ze nog shotjes gedronken. Aangeefster kan zich niet meer herinneren wat in de [naam] is gebeurd en weet niet meer wanneer en met wie ze is vertrokken. Uit de verklaring van portier [getuige] van Club [naam] , blijkt dat aangeefster de club uit is gezet omdat ze behoorlijk dronken was en onzedelijk en uitdagend gedrag vertoonde naar jongens en mannen. Uit camerabeelden blijkt dat aangeefster, nadat zij uit de club wordt gezet, bij een jongen op een bankje gaat zitten en haar arm om hem heen slaat. Vervolgens staat ze op, doet haar jas omhoog en gaat met haar billen op de schoot van de jongen zitten. Ze staat weer op en gaat, met haar gezicht naar de jongen toegekeerd, weer op zijn schoot zitten en maakt daarbij op en neergaande bewegingen. Aangeefster wordt hierop aangesproken door een man, waarna zij van de schoot van de jongen afgaat. Vervolgens is te zien dat aangeefster achterop een scooter gaat zitten, waarna de scooter met haar wegrijdt. Aangeefster verklaart dat ze niet veel meer weet, maar op een gegeven moment “wakker” werd in een fietsenhok, terwijl ze de penis van een jongen in haar mond had. Ze verklaart dat er nog een jongen bij was en dat ze beide jongens heeft gepijpt terwijl zij op haar knieën voor hen zat. De volgende herinnering die aangeefster heeft, is het moment dat ze een warmtefolie deken om zich heen had. Verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad seksuele handelingen met aangeefster heeft verricht en dat aangeefster heeft gezegd dat zij seks met hem wilde en initiatief heeft genomen bij het verrichten van de handelingen.
Beoordelingsmaatstaf – art 243 Sr; staat van verminderd bewustzijn
Vast staat dat verdachte met aangeefster seksuele handelingen heeft verricht. Om vast te stellen of verdachte zich hierdoor schuldig heeft gemaakt aan hetgeen artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht sanctioneert, dient de vraag te worden beantwoord of aangeefster ten tijde van deze handelingen verkeerde in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of van lichamelijke onmacht.
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen buiten bewustzijn is geweest of dat zij in een fysieke weerloze toestand heeft verkeerd. De vraag in deze is dan ook of aangeefster verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn.
Definitie ‘verminderd bewustzijn’
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met het opnemen van het bestanddeel ‘verminderd bewustzijn’ in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht heeft beoogd strafbaar te stellen het plegen van seksuele handelingen met iemand die verkeert tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, bijvoorbeeld in een roes verkeren na inname van alcohol, waarbij van degene die verminderd bewust is in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander.
Vast staat dat aangeefster in zekere mate van dronkenschap verkeerde op het moment dat zij Club [naam] verliet. Uit de beschrijving van de camerabeelden valt op te maken dat zij wel in staat was om te lopen, bij iemand op schoot te gaan zitten, weer op te staan en vervolgens op- en neer gaande bewegingen bij die persoon te maken. Wanneer zij op haar gedrag wordt aangesproken, stopt zij hiermee. De rechtbank leidt hieruit af dat aangeefster niet in zodanige dronken toestand verkeerde, dat zij haar eigen wil op dat moment in het geheel niet meer kon bepalen en/of niet aanspreekbaar was. De persoon die aangeefster ongeveer anderhalf uur later halfnaakt langs de weg aantreft, heeft verklaard dat zij toen onsamenhangend sprak en de hele tijd moest overgeven. De rechtbank kan op grond van de stukken in het dossier niet vaststellen wat de staat van aangeefster is geweest vanaf het moment dat ze zelf achterop de scooter stapte, tot aan het moment dat ze langs de weg wordt aangetroffen en of deze staat tussentijds gewijzigd is. Onder verwijzing naar hetgeen hierboven is overwogen, kan de rechtbank niet zonder redelijke twijfel vaststellen of sprake is geweest van een staat van verminderd bewustzijn bij aangeefster, ten tijde van het ondergaan van de seksuele handelingen. Door het gedrag van aangeefster en hetgeen zij heeft gezegd tegen verschillende personen kort voor het ondergaan van de seksuele handelingen is ook niet vast te stellen dat verdachte moest weten dat aangeefster zich ten tijde van de seksuele handelingen in een soort sluimertoestand of roes bevond. Het dossier bevat daartoe onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank spreekt verdachte om die reden vrij van het tenlastegelegde feit. De rechtbank voegt hieraan toe dat, hoewel een strafbaar feit niet bewezen kan worden, verdachte zich gezien de kennelijke staat van dronkenschap van aangeefster, wel mag afvragen of hij niet een andere keuze had moeten maken.