Uitvoeringshandeling ter verwezenlijking ontmoeting bij grooming
De delictsgedraging in art. 248e Sr bestaat uit twee componenten:
1. het voorstellen van een ontmoeting en
2. het daarna ondernemen van een handeling ter verwezenlijking van die ontmoeting.
De vraag is wat precies moet worden ondernomen om tot grooming te komen.
Het explanatory report bij het Verdrag van Lanzarote gaf als voorbeeld van de concrete uitvoeringshandeling: het aankomen op de plaats van de ontmoeting. In de implementatiegeschiedenis van artikel 248e Sr. blijkt echter wetgever naast ‘het zich begeven naar de voor de ontmoeting afgesproken plek’, ook ruimere voorbeelden heeft genoemd, zoals ‘het voorzien van het slachtoffer van een routebeschrijving naar die plek, of het kopen van treinkaartjes of toegangsbewijzen die verband houden met de voorgenomen ontmoeting’. Algemeen sprak de wetgever van het treffen van ‘concrete voorbereidingen’ (Kamerstukken II 2008/2009, 31 810, nr. 7, p. 9 en nr. 3, p. 7)
Ook de Hoge Raad staat deze ruime interpretatie voor. In HR 14 mei 2013, NJ 2013/296 vond de Hoge Raad het maken van concrete afspraken om elkaar op een van twee genoemde dagen te ontmoeten, het maken van een reisschema en de instructie hoe te reizen, voldoende voor grooming.
In HR 11 november 2014, NJ 2015/73 vond de Hoge Raad ter vaststelling van het ondernemen van enige handeling gericht op het verwezenlijken van de ontmoeting voldoende dat
(i) de verdachte heeft bij herhaling bij het slachtoffer aangedrongen op een ontmoeting en daartoe voorgesteld elkaar te ontmoeten in het bos, in het winkelcentrum en bij haar thuis, waarbij hij een concrete middag, avond dan wel een tijdstip heeft genoemd;
(ii) de verdachte heeft er bij het slachtoffer herhaaldelijk op aangedrongen dat de ontmoetingen snel zouden plaatsvinden en hij heeft haar onder druk gezet; en
(iii) de verdachte heeft het slachtoffer in het kader van het concretiseren van een afspraak zijn telefoonnummer gegeven.
Als we kijken naar deze jurisprudentie dan blijkt dat het op uiteenlopende wijze persisteren in het voorstellen van een concrete ontmoeting in zijn algemeenheid beide componenten van de delictsgedraging te vervullen en
- dat ‘het voorstellen van een ontmoeting’ niet vereist dat sprake is van aanbod en aanvaarding, en
- evenmin is vereist dat het eenzijdige voorstel één bepaald tijdstip bevat
(N.B. De wettekst biedt op zichzelf handvatten voor een strenger oordeel, omdat het bij de uitvoeringshandeling gaat om het verwezenlijken van ‘die’ ontmoeting. De ontmoeting moet derhalve voldoende concreet zijn!)