Onvoldoende bewijs ondanks verklaringen getuigen over emotie
In een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 8 april 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:1170 ging het om een verdenking van verkrachting. De man ontkende eerst seks te hebben gehad met de vrouw, maar kwam daar later op terug toen bleek dat er DNA-bewijs was. Het dossier bevatte verder verklaringen van getuigen dat het slachtoffer na voorval neerslachtig was. Toch heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken. De rechtbank overwoog als volgt:
“Uit de inhoud van het strafdossier leidt de rechtbank af dat verdachte en [slachtoffer] elkaar een paar dagen voorafgaand de ten laste gelegde periode hebben leren kennen via facebook. Verdachte heeft [slachtoffer] op 19 september 2019 samen met zijn neef opgehaald uit Emmen voor een verzetje. Verdachte nam [slachtoffer] mee naar zijn caravan in [pleegplaats] waar verdachte destijds woonde. De neef vertrok en [slachtoffer] verbleef twee nachten bij verdachte in de caravan om een feestje te vieren. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij met verdachte in de caravan diverse malen tegen haar wil seks heeft gehad.
[slachtoffer] is op 21 september 2019 medisch onderzocht in het Scheper ziekenhuis te Emmen. Blijkens het NFI rapport van 8 april 2020 is er DNA-materiaal aangetroffen van verdachte in spermasporen. De rechtbank stelt op basis van het NFI rapport vast dat er sprake is geweest van seks tussen verdachte en [slachtoffer] , waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] .
[slachtoffer] heeft verklaard dat de seksuele handelingen tegen haar wil hebben plaatsgevonden en dat zij dat kenbaar heeft gemaakt aan verdachte door herhaaldelijk tegen hem te zeggen ‘dit wil ik niet’ en door zijn hand weg te duwen.
Verdachte is op 7 december 2020 aangehouden en heeft tijdens het verhoor door de politie op 8 december 2020, ruim een jaar na het incident, aanvankelijk verklaard dat er geen seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Toen verdachte tijdens ditzelfde verhoor door de politie werd geconfronteerd met de bevindingen van het NFI verklaarde hij dat hij zich het hele gebeuren eigenlijk niet goed meer kan herinneren. Hij had in de ten laste gelegde periode veel gedronken en was toen onder invloed van drugs.
Mocht er toch sprake zijn geweest van seks tussen hem en [slachtoffer] , dan hebben deze seksuele handelingen naar zijn idee met wederzijdse toestemming plaatsgevonden, aldus verdachte
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] op het punt dat zij door verdachte werd gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, onvoldoende wordt ondersteund door andere objectieve en redengevende bewijsmiddelen om tot een bewezenverklaring van de voor verkrachting noodzakelijke dwang te kunnen komen.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de zich in het dossier bevindende verklaringen van getuigen [getuige 1] , die namens [slachtoffer] aangifte heeft gedaan, en [getuige 2] berusten op de informatie die zij vlak na het gebeuren van [slachtoffer] zelf hebben gekregen.
Deze verklaringen zijn aldus gestoeld op dezelfde bron, namelijk [slachtoffer] zelf.
Hoewel getuigen [getuige 1] en [getuige 2] beiden ook hebben verklaard over de emotionele gesteldheid van [slachtoffer] (vlak) na het incident, te weten dat de stem van [slachtoffer] neerslachtig en timide was, dat zij “schreiend” vertelde dat zij bij verdachte was en dat zij na het incident veel angstiger is, met name richting mannen, vormen deze verklaringen naar het oordeel van de rechtbank geen afdoende steunbewijs voor de vereiste dwang.
De emoties van [slachtoffer] wijzen immers niet dwingend op het kort daarvoor tegen haar wil ondergaan hebben van seksuele handelingen. De emoties zouden ook een andere oorzaak kunnen hebben gehad. Ook overigens bevat het dossier onvoldoende objectieve aanknopingspunten voor de vaststelling dat de seksuele handelingen een onvrijwillig karakter droeg.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van verkrachting te kunnen komen.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
De rechtbank acht het van belang te benadrukken dat hiermee niet is vastgesteld dat de aangifte als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat ook het onder parketnummer 18/310831-20 subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.”
< Terug naar Meer informatie verkrachting