Voorbereiden van seksueel misbruik met niet bestaand meisje strafbaar
Het voorbereiden van seksueel misbruik is strafbaar in Nederland, ook als het gaat om een naar later bleek niet bestaand meisje. Dat blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad van 27 mei 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1233), waarbij een Belgische man had afgesproken om in Duitsland een 10 jarig meisje te gaan misbruiken. De Hoge Raad oordeelde dat het feit dat het in werkelijkheid geen minderjarig potentieel slachtoffer betreft en de voorbereide misdrijven niet konden worden voltooid,aan de bewezenverklaring van de strafbare voorbereiding van die misdrijven niet in de weg staat. Voldoende is dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de bewezenverklaarde gedragingen strekten ter voorbereiding van feiten als in de bewezenverklaring bedoeld en dat het opzet van verdachte op het begaan daarvan was gericht.
Seksueel misbruik voorbereidt
De Belg kwam eind 2011 via internet in contact met undercover-journalist Alberto Stegeman. Hij was op internet op zoek naar jonge kinderen om die seksueel te misbruiken. Stegeman deed zich voor als pedofiel. Samen maakten ze via email concrete plannen om in Duitsland een 10-jarig meisje seksueel te misbruiken. De Belg wist niet dat het meisje in werkelijkheid niet bestond. Op de dag dat het misbruik zou plaatsvinden is de verdachte door de politie aangehouden met in zijn auto diverse seksartikelen en het geldbedrag dat voor het misbruik zou moeten worden betaald.
De aflevering van het tv-programma Undercover in Nederland over deze zaak werd in februari 2012 uitgezonden.
Hof: voorbereiden seksueel misbruik bewezen
Evenals de rechtbank was het hof van oordeel dat sprake is van een strafbare voorbereiding. De voorbereidingshandelingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm bestemd tot het begaan van het misdrijf, aldus het hof. Verdachte heeft een bericht geplaatst om in contact te komen met anderen en heeft vervolgens met “Richard” uitvoerig e-mailcontact gehad alsmede een afspraak op 20 december 2011 waarbij concrete plannen worden gemaakt voor het seksueel misbruiken van een kind beneden de 12 jaar. Het misdadig doel staat daarmee vast. Ter verwezenlijking van dat doel zijn er voorts weer nadere afspraken gemaakt en is verdachte op 29 december 2011 naar Nederland gereden met de bedoeling die dag door te rijden naar Duitsland alwaar hij seks zou gaan hebben met de minderjarige Laura. Verdachte had op die dag een aantal seksartikelen en het bedrag dat overeenkomstig de afspraken in de e-mails aan de moeder van het kind betaald zou worden voor het seksueel misbruik bij zich. De voorwerpen kunnen afzonderlijk dan wel gezamenlijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van de voorwerpen voor ogen had (HR 20 februari 2007, LJN AZ0213).
Voor bewezenverklaring van het feit verkrachting is vereist dat door geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand wordt gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat sprake is geweest van voorbereiding van verkrachting.
Het bewijs dat de voorbereiding tevens betrekking had op het seksueel binnendringen tegen de wil door (bedreiging met) een feitelijkheid kan volgen uit de verklaringen van aangever Stegeman en uit de mailwisseling tussen verdachte en “Richard”. Hieruit blijkt dat het gaat om een ontmoeting tussen drie volwassen mannen en een 10-jarig meisje met als doel met dit meisje tegen betaling seks te hebben. Verdachte heeft onder meer het volgende gemaild: ‘Mijn mening over het niet vertellen aan Katarina (hof: de moeder van Laura) of niet, om maar eens in detail te gaan: weet ze bv dat we eventueel willen neuken? (…) Ikzelf zou het heel graag willen natuurlijk. Er zijn zoveel zaken waarvan ik niet denk dat Katharina bezwaar zou tegen hebben (anders kan je niets meer doen) en ook als Laura het onwennig is of niet leuk vindt: dat Laura ons moet pijpen, zich laten uitlikken, strelen, kussen, sperma in de mond of op snoetje enz. (….) Een kind ondergaat alles (….) mss vindt ze het niet leuk vastgebonden te worden, maar wel “draaglijk” en spannend als het als een spelletje overkomt.’
Het beeld (…) is dat verdachte voornemens was om, samen met anderen, in een vakantiewoning met een meisje van 10 jaar oud tegen betaling (aan de moeder) seks te hebben eventueel met gebruikmaking van sm-attributen. Uit de mail van de verdachte volgt dat verdachte er van uit ging dat (onder meer) pijpen door Laura onderdeel uitmaakte van de afspraak met de moeder, ook als Laura dat niet leuk zou vinden. Hieruit kan worden afgeleid dat verdachte ook tegen de wil van Laura van plan was zich (onder meer) door haar te laten pijpen. De feitelijkheid die daarbij als middel zou worden gebruikt, zou bestaan uit de omstandigheid dat Laura met drie voor haar onbekende volwassen mannen (en zonder haar moeder) zich zou bevinden in een vakantiewoning. Gelet op de intentie van de mannen, de leeftijd van de mannen, de plaats van de ontmoeting en de sm-attributen, zou dit voor Laura een vreemde, overrompelende situatie zijn waardoor het meisje zou zijn genoodzaakt om te blijven en de seksuele handelingen te ondergaan.
Vast is komen te staan dat de voorbereidingshandelingen van verdachte zien op seksueel misbruik van een 10-jarig meisje. Dit is niet anders wanneer (voor de verdachte achteraf) blijkt dat het om een fictief meisje gaat, waardoor een verwezenlijking van het voornemen van verdachte niet gerealiseerd had kunnen worden. Gelet namelijk op de ratio van artikel 46 Sr (bescherming van de maatschappij tegen ernstige misdrijven) kan worden gesteld dat verdachte strafwaardig heeft gehandeld omdat hij door middel van de voorbereidingshandelingen tot uitdrukking heeft gebracht dat hij daadwerkelijk aan zijn wens om seksuele handelingen te verrichten bij kinderen onder de 12 jaar uitvoering wilde geven. Reeds door die getoonde bereidheid, is gebleken dat verdachte een gevaar vormt voor de samenleving en meer in het bijzonder voor kinderen onder de 12 jaar oud.”
Uitspraak Hoge Raad
En de Hoge Raad laat die uitspraak van het hof in stand.
Volgens de Hoge raad vormt de eis dat een voorbereidingshandeling alleen kan plaatsvinden ten aanzien van een bestaand persoon een eis die de wet niet kent en die ook niet bij het karakter van strafbare voorbereiding past. Voldoende is dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de bewezenverklaarde gedragingen strekten ter voorbereiding van feiten als in de bewezenverklaring bedoeld en dat het opzet van de verdachte op het begaan daarvan was gericht. Gelet daarop alsmede gelet op hetgeen het Hof blijkens de in 2.2.2 weergegeven bewijsoverwegingen heeft vastgesteld, is de bewezenverklaring, ook in het licht van hetgeen namens de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd, toereikend gemotiveerd.
< Terug naar Meer informatie seksueel misbruik