Wanneer poging tot grooming strafbaar?

Geplaatst op: 12 juni 2024

Ingevolge art. 45, eerste lid, Sr is een poging tot een misdrijf strafbaar wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van de uitvoering heeft geopenbaard. In de huidige jurisprudentie wordt hieromtrent het criterium gebezigd dat de gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf. Wanneer feitelijk sprake is of kan zijn van een ‘begin van uitvoering’ wordt bepaald door de delictsomschrijving van het misdrijf zelf. Per delict dient derhalve te worden vastgesteld wat de karakteristieke handelingen zijn die naar hun uiterlijke verschijningsvorm voldoende zijn om een begin van uitvoering aan te kunnen nemen.

Voor voltooiing van het delict “grooming” is meer nodig dan alleen een seksuele inhoud van de (woordelijke) communicatie en de enkele uitnodiging tot een ontmoeting in persoon. Er moet aanvullend door de verdachte enige handeling worden verricht, gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting met het kind. Het verschil tussen grooming en verleiding in dit opzicht is dat voor grooming niet is vereist dat de voorgestelde seksuele handeling daadwerkelijk is gevolgd, noch dat daartoe een begin van uitvoering is gemaakt. Indien zo’n handeling wel is gevolgd (of daarvan een begin van uitvoering is gemaakt) kan sprake zijn van een eendaadse samenloop met verleiding als bedoeld in art. 248a Sr.

Inzake grooming volgt uit de wetsgeschiedenis dat het artikel bescherming tracht te bieden tegen het in de digitale wereld vatbaar maken van kinderen voor misbruik in de fysieke wereld. De wetgever heeft daarbij expliciet aangegeven dat voor de strafbaarheid (en handhaving) van grooming meer nodig is dan uitsluitend het op internet communiceren met een kind en het daarbij maken van seksuele toespelingen. Derhalve zal ook voor een pogingsvariant van grooming moeten blijken dat het voornemen van de dader er naar uiterlijke verschijningsvorm op was gericht het kind in de digitale wereld vatbaar te maken voor misbruik in de fysieke wereld. Met andere woorden: dat het zijn voornemen was om het kind daadwerkelijk te ontmoeten met het oogmerk om ontuchtige handelingen te verrichten of door het kind te laten dulden, terwijl er – bijvoorbeeld – onduidelijkheden over die ontmoeting waren en/of geen of nog slechts vage handelingen ten aanzien van die ontmoeting zijn ondernomen. De grens tussen een voltooide grooming en een poging tot grooming is erg dun. Indien uit de communicatie tussen de dader en het kind echter blijkt dat over seksuele zaken wordt gesproken, maar nergens uit blijkt dat de dader het voornemen had het kind ook te ontmoeten, zal geen sprake kunnen zijn van een strafbare poging tot grooming (zie ook ECLI:NL:PHR:2019:848)

Lees meer >


Concrete plaats en tijdstip voor ontmoeting en uitoefenen van druk is voldoende voor grooming

Geplaatst op: 16 december 2017

Nu verdachte een concrete plaats en tijdstippen voor het hebben van een ontmoeting met het slachtoffer heeft voorgesteld en het verwezenlijken van deze afspraak heeft getracht af te dwingen door druk op het slachtoffer uit te oefenen, is naar het oordeel van het hof voldaan aan het vereiste van “een voorstel voor een ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting” vlg Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 13 december 2017,ECLI:NL:GHSHE:2017:5514 onder verwijzing naar de uitspraak HR 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3140.

Lees meer >


Inzet lokpuber bij grooming

Geplaatst op: 27 augustus 2017

Het komt voor dat iemand op het internet seksueel getinte gesprekken denkt te voeren met een kind, maar in werkelijkheid met een opsporingsambtenaar communiceert (een zogeheten ‘lokpuber’). In dat geval kan van overtreding van art. 248e Sr nooit sprake zijn, ook niet wanneer een seksafspraak is gemaakt en naar de plek van die afspraak wordt afgereisd. Dat komt doordat degene aan wie een voorstel tot een ontmoeting wordt gedaan daadwerkelijk jonger dient te zijn dan zestien jaar.

Lees meer >


Geen grooming bij lokagent die ouder is dan 16 jaar

Geplaatst op: 06 juni 2016

De verdachte is op 17 juni 2010 te Leiden aangehouden op verdenking van “grooming”, strafbaar gesteld in artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht. In de procedure is echter vast komen te staan dat de verdachte tijdens bedoeld berichtenverkeer in werkelijkheid contact heeft gehad met een opsporingsambtenaar, een meerderjarige persoon, die zich [naam jongen]13 en/of [naam jongen] noemde en zich heeft voorgedaan als een jongen van 13 jaar oud. De verdachte heeft aldus in werkelijkheid geen contact gehad met een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. Op die grond mocht de verdachte nooit worden vervolgd (Gerechtshof Den Haag, 25 juni 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:2302).

Lees meer >


Een onderzoek naar de strafbaarstelling van grooming

Geplaatst op: 04 februari 2016

In hoeverre is artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht betreffende de strafrechtelijke aanpak van grooming hanteerbaar en levert het een voldoende strafrechtelijke bescherming van kinderen op of is deze bepaling louter te zien als symboolwetgeving? Dat is de centrale vraag van de onderzoeksscriptie van Birgit Brevé.

Grooming strafbaarstelling

Lees meer >


Memorie van Toelichting bij art. 248e Sr – grooming

Geplaatst op: 04 februari 2016

Artikel 23 van het Verdrag van Lanzarote verplicht tot strafbaarstelling van «grooming». Dit fenomeen werd hierboven reeds kort beschreven. Het gaat om het op internetsites (in het bijzonder sociale netwerk- en profielsites), of in chatrooms, nieuwsgroepen of MSN-groepen benaderen en verleiden van een kind met als uiteindelijk doel het plegen van seksueel misbruik met dat kind. «Grooming» is veelal een langerlopend proces waarbij de dader door veelvuldig chat- en e-mailcontact langzaam het vertrouwen wint van het kind, het kind verleidt tot het delen van intimiteiten en op die wijze het kind in de digitale wereld vatbaar maakt voor seksueel misbruik in de fysieke wereld. De aard en omvang van dit strafwaardige fenomeen zijn zorgwekkend. Buitenlandse bronnen noemen een orde van grootte van 20% van de kinderen die chatrooms gebruiken en ongewenst benaderd zijn. In Nederland zou dit ook op 10–20% liggen.1 Bij het Meldpunt Kinderporno op Internet is het aantal meldingen van«grooming» fors toegenomen. Deze ontwikkeling vereist een adequaat antwoord. Bescherming van kinderen tegen «grooming» dient mede te worden bewerkstelligd via de weg van voorlichting over veilig internetgebruik. Voorlichtingscampagnes als DigiBewust dragen daar in belangrijke mate aan bij. Ook ouders dragen een belangrijke verantwoordelijkheid. Er dient door de overheid evenwel ook adequate strafrechtelijke bescherming tegen dit fenomeen te worden geboden.

Thans kunnen bepaalde vormen van «grooming» onder de delictsomschrijving van artikel 248a Sr worden gebracht. Daarbij gaat het om situaties waarin een minderjarige via internet met gebruik van middelen (giften, beloften of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht) wordt aangezet tot het aannemen van seksueel getinte houdingen of het plegen van seksuele handelingen met zichzelf of met een derde en dit voor de verdachte te zien is op een webcam (vgl. Rechtbank Zutphen, 1 maart 2006, LJN: AV3246). Gedragingen die niet resulteren in het plegen van een feitelijke seksuele handeling of een begin van uitvoering daartoe, vallen evenwel buiten de reikwijdte van artikel 248a Sr.

Lees meer >


Tenlastelegging grooming: seksuele handelingen is onvoldoende feitelijk

Geplaatst op: 23 januari 2016

De tenlastelegging van grooming kan soms problemen opleveren wanneer bestanddelen niet nader zijn omschrijven. In de uitspraak van de rechtbank Gelderland, 5 november 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:628 zien we een voorbeeld van een onjuiste tenlastelegging van grooming.

Lees meer >


Geen grooming nu contact niet via internet tot stand gekomen

Geplaatst op: 23 januari 2016

Een erg bijzondere zaak van grooming is die van de rechtbank Limburg, 27 augustus 2014, ECLI:NL:HR:2014:7490. Het ging hier om een toezichthouder op een middelbare school die contact had met een minderjarige meisje van 15 jaar oud op die school. De wijze waarop hier contact werd gelegd en het feit dat dit contact enkel via internet werd voorgezet, heeft tot gevolg dat hier niet gesproken kon worden van grooming.

Lees meer >


Grooming toch al zonder concrete afspraak ontmoeting

Geplaatst op: 22 januari 2016

Voor strafbaarheid van ‘grooming’ is naast de in art. 248e Sr genoemde overige vereisten onder meer vereist dat verdachte “een ontmoeting voorstelt”, alsmede dat hij “enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting”. In de uitspraak van de Hoge Raad van 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3140 ging het om een verdachte die

  1. bij herhaling bij het slachtoffer aangedrongen op een ontmoeting en daartoe voorgesteld elkaar te ontmoeten in het bos, in het winkelcentrum en bij haar thuis, waarbij hij een concrete middag, avond dan wel een tijdstip heeft genoemd;
  2.  bij herhaaldelijk erop aangedrongen heeft dat de ontmoetingen snel zouden plaatsvinden en hij heeft haar onder druk gezet; en
  3.  het slachtoffer in het kader van het concretiseren van een afspraak zijn telefoonnummer heeft gegeven.

Volgens de Hoge Raad waren de bedoelde handelingen onder 2 en 3 gericht op het verwezenlijken van de voorgestelde ontmoeting zoals bedoeld onder 1, zodat er sprake was van een strafbare grooming. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld.

Lees meer >


Oogmerk bij grooming niet bewezen

Geplaatst op: 22 januari 2016

Voor een bewezenverklaring van grooming moet het oogmerk aanwezig zijn om ontuchtige handelingen te plegen met de persoon met wie de ontmoeting is is afgesproken. Ontbreekt dit oogmerk, dan kan grooming niet bewezen worden. Dit zien we in de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 juni 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:3947.

Lees meer >


Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden