Verklaring omtrent het gedrag (VOG) https://www.zedenadvocaat.nl/advocaat-grooming/ Wed, 12 Jun 2024 08:07:26 +0000 nl hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.1.7 Wanneer poging tot grooming strafbaar? https://www.zedenadvocaat.nl/wanneer-poging-tot-grooming-strafbaar/ https://www.zedenadvocaat.nl/wanneer-poging-tot-grooming-strafbaar/#respond Wed, 12 Jun 2024 07:52:19 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=2183 Ingevolge art. 45, eerste lid, Sr is een poging tot een misdrijf strafbaar wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van de uitvoering heeft geopenbaard. In de huidige jurisprudentie wordt hieromtrent het criterium gebezigd dat de gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van […]

The post Wanneer poging tot grooming strafbaar? appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
Ingevolge art. 45, eerste lid, Sr is een poging tot een misdrijf strafbaar wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van de uitvoering heeft geopenbaard. In de huidige jurisprudentie wordt hieromtrent het criterium gebezigd dat de gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf. Wanneer feitelijk sprake is of kan zijn van een ‘begin van uitvoering’ wordt bepaald door de delictsomschrijving van het misdrijf zelf. Per delict dient derhalve te worden vastgesteld wat de karakteristieke handelingen zijn die naar hun uiterlijke verschijningsvorm voldoende zijn om een begin van uitvoering aan te kunnen nemen.

Voor voltooiing van het delict “grooming” is meer nodig dan alleen een seksuele inhoud van de (woordelijke) communicatie en de enkele uitnodiging tot een ontmoeting in persoon. Er moet aanvullend door de verdachte enige handeling worden verricht, gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting met het kind. Het verschil tussen grooming en verleiding in dit opzicht is dat voor grooming niet is vereist dat de voorgestelde seksuele handeling daadwerkelijk is gevolgd, noch dat daartoe een begin van uitvoering is gemaakt. Indien zo’n handeling wel is gevolgd (of daarvan een begin van uitvoering is gemaakt) kan sprake zijn van een eendaadse samenloop met verleiding als bedoeld in art. 248a Sr.

Inzake grooming volgt uit de wetsgeschiedenis dat het artikel bescherming tracht te bieden tegen het in de digitale wereld vatbaar maken van kinderen voor misbruik in de fysieke wereld. De wetgever heeft daarbij expliciet aangegeven dat voor de strafbaarheid (en handhaving) van grooming meer nodig is dan uitsluitend het op internet communiceren met een kind en het daarbij maken van seksuele toespelingen. Derhalve zal ook voor een pogingsvariant van grooming moeten blijken dat het voornemen van de dader er naar uiterlijke verschijningsvorm op was gericht het kind in de digitale wereld vatbaar te maken voor misbruik in de fysieke wereld. Met andere woorden: dat het zijn voornemen was om het kind daadwerkelijk te ontmoeten met het oogmerk om ontuchtige handelingen te verrichten of door het kind te laten dulden, terwijl er – bijvoorbeeld – onduidelijkheden over die ontmoeting waren en/of geen of nog slechts vage handelingen ten aanzien van die ontmoeting zijn ondernomen. De grens tussen een voltooide grooming en een poging tot grooming is erg dun. Indien uit de communicatie tussen de dader en het kind echter blijkt dat over seksuele zaken wordt gesproken, maar nergens uit blijkt dat de dader het voornemen had het kind ook te ontmoeten, zal geen sprake kunnen zijn van een strafbare poging tot grooming (zie ook ECLI:NL:PHR:2019:848)

 

 

The post Wanneer poging tot grooming strafbaar? appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/wanneer-poging-tot-grooming-strafbaar/feed/ 0
Concrete plaats en tijdstip voor ontmoeting en uitoefenen van druk is voldoende voor grooming https://www.zedenadvocaat.nl/concrete-plaats-en-tijdstip-ontmoeting-en-uitoefenen-druk-is-voldoende-grooming/ https://www.zedenadvocaat.nl/concrete-plaats-en-tijdstip-ontmoeting-en-uitoefenen-druk-is-voldoende-grooming/#respond Sat, 16 Dec 2017 22:40:58 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1820 Nu verdachte een concrete plaats en tijdstippen voor het hebben van een ontmoeting met het slachtoffer heeft voorgesteld en het verwezenlijken van deze afspraak heeft getracht af te dwingen door druk op het slachtoffer uit te oefenen, is naar het oordeel van het hof voldaan aan het vereiste van “een voorstel voor een ontmoeting en […]

The post Concrete plaats en tijdstip voor ontmoeting en uitoefenen van druk is voldoende voor grooming appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
Nu verdachte een concrete plaats en tijdstippen voor het hebben van een ontmoeting met het slachtoffer heeft voorgesteld en het verwezenlijken van deze afspraak heeft getracht af te dwingen door druk op het slachtoffer uit te oefenen, is naar het oordeel van het hof voldaan aan het vereiste van “een voorstel voor een ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting” vlg Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 13 december 2017,ECLI:NL:GHSHE:2017:5514 onder verwijzing naar de uitspraak HR 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3140.

Beoordelingskader grooming

Artikel 248e Sr stelt grooming strafbaar. Het wetsartikel is gebaseerd op artikel 23 van het op 25 oktober 2007 te Lanzarote tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (Trb. 2008, 58) (Verdrag van Lanzarote). Bedoeling was de digitalisering en de ontwikkelingen in de techniek in ogenschouw nemend- op adequate wijze bescherming te bieden aan minderjarigen tegen bedoelingen van pedoseksuelen om daadwerkelijk een situatie te creëren waarin zij seksueel contact met die minderjarigen kunnen hebben.

Artikel 23 van het Verdrag van Lanzarote luidt:
Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn voor het strafbaar stellen van het doen van een voorstel, door middel van informatie- en communicatietechnologie, door een volwassene aan een kind dat de ingevolge artikel 18, tweede lid, vastgestelde leeftijd niet heeft bereikt, tot een ontmoeting met als vooropgezet doel het plegen van een overeenkomstig artikel 18, eerste lid, onderdeel a, of artikel 20, eerste lid, onderdeel a, strafbaar gesteld feit tegen hem of haar, wanneer dit voorstel is gevolgd door materiële handelingen die tot een dergelijke ontmoeting leiden.

In het implementatietraject heeft de wetgever gesteld dat de gedraging zoals omschreven in artikel 248e Sr ‘in feite’ een voorbereidingshandeling is, een bijzondere vorm van het voorbereiden van een ander zedendelict (Kamerstukken II 2008/09, 31 810, nr. 3 p. 9 en nr. 7, p. 8), en is er benadrukt dat de uitvoeringshandeling – de finaliserende handeling van grooming – van wezenlijk belang is voor zowel de handhaving als de strafwaardigheid van het handelen:

“De strafbaarstelling in het Verdrag vereist wel dat het gedrag van de dader zich concreti-seert tot een voorstel voor een ontmoeting met het kind gevolgd door ‘material acts leading to a meeting’. Er is voor strafbaarheid derhalve meer nodig dan het uitsluitend op internet communiceren met een kind en het daarbij maken van seksuele toespelingen. Een zodanige verschuiving van de strafbaarheid naar de voorfase zou te ver voeren en is bovendien niet goed handhaafbaar. Voor de strafwaardigheid is het wezenlijk dat de communicatiefase uitmondt in een voorstel voor een ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting. Deze gedragingen onderstrepen de vastheid van het voornemen van de dader om zijn digitaal misbruik daadwerkelijk om te zetten in het plegen van fysiek misbruik. Vanuit het oogpunt van een effectieve bescherming van kinderen is het zaak dat tegen deze gedragingen strafrechtelijk kan worden opgetreden.” (Kamerstukken II 2008/09, 31810, nr. 3, p. 6-7).

Blijkens de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 2008-2009, 31 810, nr. 3) is voor strafbaarheid van “grooming” ex artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht dus vereist dat de communicatiefase, waarbij de dader het kind verleidt tot het delen van intimiteiten en op die wijze het kind in de digitale wereld vatbaar maakt voor seksueel misbruik in de fysieke wereld, uitmondt in een voorstel voor een ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting.

Deze bevindingen en de jurisprudentie (zoals ECLI:NL:HR:2014:3140) leiden kort gezegd tot de conclusie dat vereist is, wil er sprake zijn van een voltooide grooming, dat een ontmoeting wordt voorgesteld met het oogmerk op het plegen van ontuchtige handelingen en dat voorbereidingen, gericht op het verwezenlijken van de ontmoeting, zijn getroffen. Deze voorbereidingen moeten concrete vormen hebben aangenomen, maar niet is vereist dat ieder onderdeel van de afspraak volledig is ingevuld. Onder omstandigheden, bijvoorbeeld als betrokkenen elkaars telefoonnummer hebben, kunnen ook op onderdelen globale afspraken voldoende zijn.

Hof: Grooming bewezen

Anders dan de rechtbank, de advocaat-generaal en de raadsman komt het hof tot het oordeel dat het primair ten laste gelegde bewezen is.

Het hof legt daaraan het volgende ten grondslag. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt van de navolgende feiten en/of omstandigheden:

  • verdachte heeft met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 2000, seksueel getinte WhatsApp gesprekken gevoerd en verdachte wist dat [slachtoffer] 14 of 15 jaar was;
  • deze Whatsapp gesprekken gingen veelal over seksuele onderwerpen, waarbij verdachte kenbaar maakte dat hij hoopte op een discrete relatie met [slachtoffer] ;
  • verdachte heeft bij herhaling bij [slachtoffer] aangedrongen op een ontmoeting. Hij heeft daartoe gevraagd of [slachtoffer] zaterdag overdag kon, aangegeven dat hij, verdachte, vrijdagavond ook alleen was, voorgesteld om [slachtoffer] op te halen in het winkel-centrum van diens woonplaats [woonplaats] en herhaaldelijk gevraagd wanneer hij, verdachte, zou horen of [slachtoffer] kon;
  • verdachte en [slachtoffer] woonden in [woonplaats] respectievelijk [woonplaats] ; zij wisten dat ook van elkaar. Ze hadden elkaars telefoonnummer.

Gelet op voormelde feiten en/of omstandigheden is het hof van oordeel dat aan bovenge-noemd vereiste van “een voorstel voor een ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting” is voldaan, nu verdachte een concrete plaats en tijdstippen voor het hebben van deze ontmoeting met [slachtoffer] heeft voorgesteld en voorts het verwezenlijken van deze afspraak heeft getracht af te dwingen door druk op [slachtoffer] uit te oefenen. Het doel van verdachte daarbij was, zoals blijkt uit de inhoud van de WhatsApp-gesprekken, het plegen van ontuchtige handelingen (gemeenschap) met [slachtoffer] .

Het enkele feit dat het tijdstip van de ontmoeting nog globaal was (vrijdag of zaterdag aanstaande) doet aan het vorenstaande niet af. Daarbij acht het hof nog van belang dat verdachte en [slachtoffer] elkaars telefoonnummer hadden, zodat op elk gewenst moment het tijdstip bekend kon worden gemaakt.

The post Concrete plaats en tijdstip voor ontmoeting en uitoefenen van druk is voldoende voor grooming appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/concrete-plaats-en-tijdstip-ontmoeting-en-uitoefenen-druk-is-voldoende-grooming/feed/ 0
Inzet lokpuber bij grooming https://www.zedenadvocaat.nl/inzet-lokpuber-grooming/ https://www.zedenadvocaat.nl/inzet-lokpuber-grooming/#respond Sun, 27 Aug 2017 19:56:57 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1618 Het komt voor dat iemand op het internet seksueel getinte gesprekken denkt te voeren met een kind, maar in werkelijkheid met een opsporingsambtenaar communiceert (een zogeheten ‘lokpuber’). In dat geval kan van overtreding van art. 248e Sr nooit sprake zijn, ook niet wanneer een seksafspraak is gemaakt en naar de plek van die afspraak wordt […]

The post Inzet lokpuber bij grooming appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
Het komt voor dat iemand op het internet seksueel getinte gesprekken denkt te voeren met een kind, maar in werkelijkheid met een opsporingsambtenaar communiceert (een zogeheten ‘lokpuber’). In dat geval kan van overtreding van art. 248e Sr nooit sprake zijn, ook niet wanneer een seksafspraak is gemaakt en naar de plek van die afspraak wordt afgereisd. Dat komt doordat degene aan wie een voorstel tot een ontmoeting wordt gedaan daadwerkelijk jonger dient te zijn dan zestien jaar. Dit werd bij de goedkeuring en implementatie van het Verdrag van Lanzarote door de minister uitdrukkelijk overwogen en is in het verdere wetgevingstraject niet meer in twijfel getrokken:
“‘Het voorgestelde artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht gaat uit van een objectieve leeftijd die wij op zestien zetten. Als iemand objectief achttien was, maar de verdachte subjectief dacht dat het om een minderjarige ging, is van strafbaarheid geen sprake. Daartoe lijkt mij ook geen aanleiding, omdat de bescherming van minderjarigen het uitgangspunt van het verdrag is. Ook is dat het uitgangspunt van de op minderjarigen betrekking hebbende bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht. Tevens zou het strafbaar stellen hiervan tot bewijsproblemen leiden. De verdachte zal beweren dat hij niet dacht dat het slachtoffer minderjarig was en zich erop beroepen dat dit ook is gebleken.’

Zie ook Rb. Den Haag, 14 september 2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:BX8188; Hof Den Haag, 25 juni 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:2302

Omdat het ontbreken van de beschreven opsporingsmogelijkheid thans toch als een gemis wordt ervaren, is de wetgever voornemens art. 248e Sr in zodanige zin te wijzigen dat daardoor ook het geval wordt geraakt dat alleen met een opsporingsambtenaar wordt gecommuniceerd (Kamerstukken II 2014/15, 28 638, nr. 126, p. 21).

The post Inzet lokpuber bij grooming appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/inzet-lokpuber-grooming/feed/ 0
Geen grooming bij lokagent die ouder is dan 16 jaar https://www.zedenadvocaat.nl/geen-grooming-bij-lokagent-die-ouder-is-dan-16-jaar/ https://www.zedenadvocaat.nl/geen-grooming-bij-lokagent-die-ouder-is-dan-16-jaar/#respond Mon, 06 Jun 2016 21:22:41 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1413 De verdachte is op 17 juni 2010 te Leiden aangehouden op verdenking van “grooming”, strafbaar gesteld in artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht. In de procedure is echter vast komen te staan dat de verdachte tijdens bedoeld berichtenverkeer in werkelijkheid contact heeft gehad met een opsporingsambtenaar, een meerderjarige persoon, die zich [naam jongen]13 en/of [naam jongen] […]

The post Geen grooming bij lokagent die ouder is dan 16 jaar appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
De verdachte is op 17 juni 2010 te Leiden aangehouden op verdenking van “grooming”, strafbaar gesteld in artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht. In de procedure is echter vast komen te staan dat de verdachte tijdens bedoeld berichtenverkeer in werkelijkheid contact heeft gehad met een opsporingsambtenaar, een meerderjarige persoon, die zich [naam jongen]13 en/of [naam jongen] noemde en zich heeft voorgedaan als een jongen van 13 jaar oud. De verdachte heeft aldus in werkelijkheid geen contact gehad met een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. Op die grond mocht de verdachte nooit worden vervolgd (Gerechtshof Den Haag, 25 juni 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:2302).

Rechtsvraag: grooming ook bij meerderjarige die zich voor jonger uitgeeft?

De kardinale vraag die ter beantwoording voorligt, is of aan de delictsomschrijving van artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht eerst is voldaan indien vast komt te staan dat het beoogde slachtoffer van dat feit daadwerkelijk de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, of dat reeds voldaan is aan die delictsomschrijving met de intentie van de verdachte, blijkend uit diens gedragingen, om een ontmoeting met een persoon beneden de leeftijd van zestien jaren te arrangeren, teneinde met hem of haar seksueel contact te hebben.

Hof: onterechte aanhouding en inbeslagname computers

Het gerechtshof oordeelde als volgt:
“Uit de Memorie van toelichting blijkt dat artikel 248e Wetboek van Strafrecht uitvoering geeft aan artikel 23 van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik(Trb. 2008,58), tot stand gekomen op 25 oktober 2007 te Lanzarote en strekt tot bescherming van personen beneden de leeftijd van zestien jaar.

De Minister van Justitie heeft tijdens de parlementaire behandeling van het betreffende wetsvoorstel gesteld dat als het slachtoffer objectief achttien was, maar de verdachte subjectief dacht dat het om een minderjarige ging, van strafbaarheid geen sprake is. Daartoe bestaat geen aanleiding, omdat de bescherming van minderjarigen het uitgangspunt van het hiervóór genoemde verdrag is, aldus de minister.1

Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van het hof dat voor een strafbaar handelen in de zin van artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht rechtens als een voorwaarde heeft te gelden dat het beoogde slachtoffer van dat feit de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. De intenties van de verdachte aangaande de leeftijd van het slachtoffer zijn in dit verband niet doorslaggevend.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat naar het oordeel van het hof, de strafrechter, later oordelend, niet tot een bewezenverklaring zal kunnen komen.

De aanhouding van de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde wordt gelet op het vorenoverwogene door het hof als onrechtmatig beoordeeld omdat er aan de zijde van de politie immers wetenschap bestond omtrent het feit dat verdachte geen contact had gezocht in de zin van artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht met een persoon die de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt nu de lok-agent meerderjarig was.

De onder 2 en 3 in de tenlastelegging genoemde bestanden met kinderpornografisch materiaal zijn afkomstig van verdachte’s apparatuur en na de inbeslagneming daarvan verkregen als rechtstreeks gevolg van die onrechtmatige aanhouding van de verdachte. Hieruit zou kunnen volgen dat de strafrechter, later oordelend, dit materiaal van het bewijs van die feiten zal moeten uitsluiten.”

The post Geen grooming bij lokagent die ouder is dan 16 jaar appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/geen-grooming-bij-lokagent-die-ouder-is-dan-16-jaar/feed/ 0
Een onderzoek naar de strafbaarstelling van grooming https://www.zedenadvocaat.nl/een-onderzoek-naar-de-strafbaarstelling-van-grooming/ https://www.zedenadvocaat.nl/een-onderzoek-naar-de-strafbaarstelling-van-grooming/#respond Thu, 04 Feb 2016 15:37:44 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1359 In hoeverre is artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht betreffende de strafrechtelijke aanpak van grooming hanteerbaar en levert het een voldoende strafrechtelijke bescherming van kinderen op of is deze bepaling louter te zien als symboolwetgeving? Dat is de centrale vraag van de onderzoeksscriptie van Birgit Brevé. Grooming strafbaarstelling

The post Een onderzoek naar de strafbaarstelling van grooming appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
In hoeverre is artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht betreffende de strafrechtelijke aanpak van grooming hanteerbaar en levert het een voldoende strafrechtelijke bescherming van kinderen op of is deze bepaling louter te zien als symboolwetgeving? Dat is de centrale vraag van de onderzoeksscriptie van Birgit Brevé.

Grooming strafbaarstelling

The post Een onderzoek naar de strafbaarstelling van grooming appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/een-onderzoek-naar-de-strafbaarstelling-van-grooming/feed/ 0
Memorie van Toelichting bij art. 248e Sr – grooming https://www.zedenadvocaat.nl/memorie-van-toelichting-bij-art-248e-sr-grooming/ https://www.zedenadvocaat.nl/memorie-van-toelichting-bij-art-248e-sr-grooming/#respond Thu, 04 Feb 2016 15:23:47 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1354 Artikel 23 van het Verdrag van Lanzarote verplicht tot strafbaarstelling van «grooming». Dit fenomeen werd hierboven reeds kort beschreven. Het gaat om het op internetsites (in het bijzonder sociale netwerk- en profielsites), of in chatrooms, nieuwsgroepen of MSN-groepen benaderen en verleiden van een kind met als uiteindelijk doel het plegen van seksueel misbruik met dat […]

The post Memorie van Toelichting bij art. 248e Sr – grooming appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
Artikel 23 van het Verdrag van Lanzarote verplicht tot strafbaarstelling van «grooming». Dit fenomeen werd hierboven reeds kort beschreven. Het gaat om het op internetsites (in het bijzonder sociale netwerk- en profielsites), of in chatrooms, nieuwsgroepen of MSN-groepen benaderen en verleiden van een kind met als uiteindelijk doel het plegen van seksueel misbruik met dat kind. «Grooming» is veelal een langerlopend proces waarbij de dader door veelvuldig chat- en e-mailcontact langzaam het vertrouwen wint van het kind, het kind verleidt tot het delen van intimiteiten en op die wijze het kind in de digitale wereld vatbaar maakt voor seksueel misbruik in de fysieke wereld. De aard en omvang van dit strafwaardige fenomeen zijn zorgwekkend. Buitenlandse bronnen noemen een orde van grootte van 20% van de kinderen die chatrooms gebruiken en ongewenst benaderd zijn. In Nederland zou dit ook op 10–20% liggen.1 Bij het Meldpunt Kinderporno op Internet is het aantal meldingen van«grooming» fors toegenomen. Deze ontwikkeling vereist een adequaat antwoord. Bescherming van kinderen tegen «grooming» dient mede te worden bewerkstelligd via de weg van voorlichting over veilig internetgebruik. Voorlichtingscampagnes als DigiBewust dragen daar in belangrijke mate aan bij. Ook ouders dragen een belangrijke verantwoordelijkheid. Er dient door de overheid evenwel ook adequate strafrechtelijke bescherming tegen dit fenomeen te worden geboden.

Thans kunnen bepaalde vormen van «grooming» onder de delictsomschrijving van artikel 248a Sr worden gebracht. Daarbij gaat het om situaties waarin een minderjarige via internet met gebruik van middelen (giften, beloften of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht) wordt aangezet tot het aannemen van seksueel getinte houdingen of het plegen van seksuele handelingen met zichzelf of met een derde en dit voor de verdachte te zien is op een webcam (vgl. Rechtbank Zutphen, 1 maart 2006, LJN: AV3246). Gedragingen die niet resulteren in het plegen van een feitelijke seksuele handeling of een begin van uitvoering daartoe, vallen evenwel buiten de reikwijdte van artikel 248a Sr.

De in het Verdrag opgenomen strafbaarstelling richt zich nadrukkelijk op het grijze gebied waarin nog geen sprake is van het plegen van daadwerkelijk seksueel misbruik, maar waar wel misbruik wordt gemaakt van de open communicatiemogelijkheden op internet om kinderen te benaderen en tot misbruik te verleiden. Voor strafbaarheid is niet vereist dat het contact op internet daadwerkelijk leidt tot fysiek contact tussen kind en dader, of een feitelijk door het kind gepleegde seksuele handeling, bijvoorbeeld voor een webcam. De nadruk ligt meer op de communicatiefase; de fase waarin het kind op internet in chat- en emailverkeer door de dader wordt bewerkt en verleid. Uit de inhoud van de desbetreffende chat- en emailberichten zal veelal het oogmerk van de dader op het plegen van seksueel misbruik kunnen worden afgeleid.

De strafbaarstelling in het Verdrag vereist wel dat het gedrag van de dader zich concretiseert tot een voorstel voor een ontmoeting met het kind gevolgd door «material acts leading to a meeting». Er is voor strafbaarheid derhalve meer nodig dan het uitsluitend op internet communiceren met een kind en het daarbij maken van seksuele toespelingen. Een zodanige verschuiving van de strafbaarheid naar de voorfase zou te ver voeren en is bovendien niet goed handhaafbaar. Voor de strafwaardigheid is het wezenlijk dat de communicatiefase uitmondt in een voorstel voor een ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting. Deze gedragingen onderstrepen de vastheid van het voornemen van de dader om zijn digitaal misbruik daadwerkelijk om te zetten in het plegen van fysiek misbruik. Vanuit het oogpunt van een effectieve bescherming van kinderen is het zaak dat tegen deze gedragingen strafrechtelijk kan worden opgetreden. Van strafbaarheid kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer de dader zich begeeft naar de voor de ontmoeting afgesproken plek, het slachtoffer van een routebeschrijving naar die plek voorziet of anderszins concrete voorbereidingen treft gericht op het verwezenlijken van de ontmoeting.

De NOvA heeft in zijn advies de introductie van een afzonderlijke strafbaarstelling van «grooming» ontraden. Volgens de NOvA is de meerwaarde van artikel 248e Sr ten opzichte van het huidige artikel 248a Sr beperkt en zou – zo nodig – artikel 248a Sr met een beperkte wijziging meer kunnen worden toegesneden op een digitale context. Zoals ik hierboven uiteen heb gezet vallen bepaalde gedragingen die als «grooming» kunnen worden aangemerkt, onder artikel 248a Sr. Ik meen evenwel dat er overtuigende argumenten zijn om in een afzonderlijke strafbaarstelling te voorzien. Artikel 23 van het Verdrag omvat een – internationaal overeengekomen – specifieke omschrijving van wat onder strafbare «grooming» wordt verstaan. De bepaling wordt als belangrijke toegevoegde waarde beschouwd, omdat het een noodzakelijk antwoord biedt op een snelgroeiend en zorgwekkend fenomeen. Ook in de Nederlandse maatschappij bestaan hierover verontwaardiging en zorg. Het Meldpunt Kinderporno op Internet zag daarin terecht aanleiding om in mei 2008 een zeer nuttige en informatieve conferentie over «Online Grooming» te organiseren, waarbij vertegenwoordigers van overheid en samenleving gezamenlijk bespraken op welke wijze «grooming» beter kan worden aangepakt. Zoals ook in het algemeen deel van deze toelichting aangegeven, verloopt deze aanpak via meerdere sporen. Het strafrecht is het sluitstuk. Een effectieve inzet van het strafrecht is gebaat bij een duidelijke omschrijving van het strafbare gedrag. Van een afzonderlijke strafbaarstelling gaat bovendien belangrijke signaalwerking uit. Voorts wordt met het voorgestelde artikel 248e Sr op zorgvuldige en eenduidige wijze uitvoering gegeven aan de in artikel 23 van het Verdrag opgenomen verplichting tot strafbaarstelling van «grooming».

Kamerstukken II, 2008 – 2009, 31810 nr. 3

Grooming

Artikel 248e Sr stelt grooming strafbaar. Het wetsartikel is gebaseerd op artikel 23 van het op 25 oktober 2007 te Lanzarote tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (Trb. 2008, 58) (Verdrag van Lanzarote). Bedoeling was de digitalisering en de ontwikkelingen in de techniek in ogenschouw nemend- op adequate wijze bescherming te bieden aan minderjarigen tegen bedoelingen van pedoseksuelen om daadwerkelijk een situatie te creëren waarin zij seksueel contact met die minderjarigen kunnen hebben.

Artikel 23 van het Verdrag van Lanzarote luidt:

Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn voor het strafbaar stellen van het doen van een voorstel, door middel van informatie- en communicatietechnologie, door een volwassene aan een kind dat de ingevolge artikel 18, tweede lid, vastgestelde leeftijd niet heeft bereikt, tot een ontmoeting met als vooropgezet doel het plegen van een overeenkomstig artikel 18, eerste lid, onderdeel a, of artikel 20, eerste lid, onderdeel a, strafbaar gesteld feit tegen hem of haar, wanneer dit voorstel is gevolgd door materiële handelingen die tot een dergelijke ontmoeting leiden.

In het implementatietraject heeft de wetgever gesteld dat de gedraging zoals omschreven in artikel 248e Sr ‘in feite’ een voorbereidingshandeling is, een bijzondere vorm van het voorbereiden van een ander zedendelict (Kamerstukken II 2008/09, 31 810, nr. 3 p. 9 en nr. 7, p. 8), en is er benadrukt dat de uitvoeringshandeling − de finaliserende handeling van grooming − van wezenlijk belang is voor zowel de handhaving als de strafwaardigheid van het handelen:

‘De strafbaarstelling in het Verdrag vereist wel dat het gedrag van de dader zich concretiseert tot een voorstel voor een ontmoeting met het kind gevolgd door ‘material acts leading to a meeting’. Er is voor strafbaarheid derhalve meer nodig dan het uitsluitend op internet communiceren met een kind en het daarbij maken van seksuele toespelingen. Een zodanige verschuiving van de strafbaarheid naar de voorfase zou te ver voeren en is bovendien niet goed handhaafbaar. Voor de strafwaardigheid is het wezenlijk dat de communicatiefase uitmondt in een voorstel voor een ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting. Deze gedragingen onderstrepen de vastheid van het voornemen van de dader om zijn digitaal misbruik daadwerkelijk om te zetten in het plegen van fysiek misbruik. Vanuit het oogpunt van een effectieve bescherming van kinderen is het zaak dat tegen deze gedragingen strafrechtelijk kan worden opgetreden.’ (Kamerstukken II 2008/09,31810, nr. 3, p. 6-7).

Blijkens de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 2008-2009, 31 810, nr. 3) is voor strafbaarheid van “grooming” ex artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht dus vereist dat de communicatiefase, waarbij de dader het kind verleidt tot het delen van intimiteiten en op die wijze het kind in de digitale wereld vatbaar maakt voor seksueel misbruik in de fysieke wereld, uitmondt in een voorstel voor een ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting.

Deze bevindingen en de jurisprudentie (zoals ECLI:NL:HR:2014:3140) leiden kort gezegd tot de conclusie dat vereist is, wil er sprake zijn van een voltooide grooming, een ontmoeting wordt voorgesteld met het oogmerk op het plegen van ontuchtige handelingen en dat voorbereidingen, gericht op het verwezenlijken van de ontmoeting, zijn getroffen. Deze voorbereidingen moeten concrete vormen hebben aangenomen, maar niet is vereist dat ieder onderdeel van de afspraak volledig is ingevuld. Onder omstandigheden, bijvoorbeeld als betrokkenen elkaars telefoonnummer hebben, kunnen ook op onderdelen globale afspraken voldoende zijn.

The post Memorie van Toelichting bij art. 248e Sr – grooming appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/memorie-van-toelichting-bij-art-248e-sr-grooming/feed/ 0
Tenlastelegging grooming: seksuele handelingen is onvoldoende feitelijk https://www.zedenadvocaat.nl/tenlastelegging-grooming-seksuele-handelingen-is-onvoldoende-feitelijk/ https://www.zedenadvocaat.nl/tenlastelegging-grooming-seksuele-handelingen-is-onvoldoende-feitelijk/#respond Sat, 23 Jan 2016 11:20:55 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1322 De tenlastelegging van grooming kan soms problemen opleveren wanneer bestanddelen niet nader zijn omschrijven. In de uitspraak van de rechtbank Gelderland, 5 november 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:628 zien we een voorbeeld van een onjuiste tenlastelegging van grooming. Rechtbank: “Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het begrip “ontuchtige handelingen” onvoldoende feitelijk is in de zin […]

The post Tenlastelegging grooming: seksuele handelingen is onvoldoende feitelijk appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
De tenlastelegging van grooming kan soms problemen opleveren wanneer bestanddelen niet nader zijn omschrijven. In de uitspraak van de rechtbank Gelderland, 5 november 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:628 zien we een voorbeeld van een onjuiste tenlastelegging van grooming.

Rechtbank:
“Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het begrip “ontuchtige handelingen” onvoldoende feitelijk is in de zin van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en dat er in de tenlastelegging een nadere omschrijving moet worden gegeven van de feitelijke gedragingen. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit ook voor het begrip “seksuele handelingen”. Aangezien in het onder 2 tenlastegelegde feit van deze beide begrippen een nadere feitelijke omschrijving ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat de dagvaarding ten aanzien van feit 2 onvoldoende feitelijk is en zal de rechtbank de dagvaarding ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit nietig verklaren.”

 

The post Tenlastelegging grooming: seksuele handelingen is onvoldoende feitelijk appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/tenlastelegging-grooming-seksuele-handelingen-is-onvoldoende-feitelijk/feed/ 0
Geen grooming nu contact niet via internet tot stand gekomen https://www.zedenadvocaat.nl/geen-grooming-nu-contact-niet-via-internet-tot-stand-gekomen/ https://www.zedenadvocaat.nl/geen-grooming-nu-contact-niet-via-internet-tot-stand-gekomen/#respond Sat, 23 Jan 2016 11:01:59 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1316 Een erg bijzondere zaak van grooming is die van de rechtbank Limburg, 27 augustus 2014, ECLI:NL:HR:2014:7490. Het ging hier om een toezichthouder op een middelbare school die contact had met een minderjarige meisje van 15 jaar oud op die school. De wijze waarop hier contact werd gelegd en het feit dat dit contact enkel via […]

The post Geen grooming nu contact niet via internet tot stand gekomen appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
Een erg bijzondere zaak van grooming is die van de rechtbank Limburg, 27 augustus 2014, ECLI:NL:HR:2014:7490. Het ging hier om een toezichthouder op een middelbare school die contact had met een minderjarige meisje van 15 jaar oud op die school. De wijze waarop hier contact werd gelegd en het feit dat dit contact enkel via internet werd voorgezet, heeft tot gevolg dat hier niet gesproken kon worden van grooming.

Advocaat: geen grooming

De raadsvrouw heeft bepleit dat het bewezenverklaarde feit 2 niet kan worden gekwalificeerd als een strafbaar feit. Onder verwijzing naar de Memorie van Toelichting bij artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht heeft de raadsvrouw bepleit dat de wetgever bij strafbaarstelling van ‘grooming’ niet het oog heeft gehad op een situatie als de onderhavige. Zo was er geen sprake van anonimiteit tussen verdachte en het slachtoffer. Bovendien heeft verdachte Facebook niet hoeven aanwenden om het slachtoffer te verleiden, nu het slachtoffer reeds op school belangstelling voor verdachte had getoond. Het slachtoffer heeft verdachte in de zomervakantie zelf benaderd. De Facebook-berichten met seksuele lading dateren van na de eerste ontmoeting tussen verdachte en het slachtoffer. De raadsvrouw heeft geconcludeerd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging ter zake van feit 2.

Rechtbank: geen grooming

Ter zake van feit 2 overweegt de rechtbank als volgt. Uit de Memorie van Toelichting bij artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008 – 2009, 31 810, nr. 3) volgt dat het bij ‘grooming’ gaat om het op internetsites, of in chatrooms, nieuwsgroepen of MSN-groepen benaderen en verleiden van een kind met als uiteindelijk doel het plegen van seksueel misbruik met dat kind. ‘Grooming’ is een veelal langerlopend proces waarbij de dader door veelvuldig chat- en e-mailcontact langzaam het vertrouwen wint van het kind, het kind verleidt tot het delen van intimiteiten en op dit wijze het kind in de digitale wereld vatbaar maakt voor seksueel misbruik in de fysieke wereld.

Hoewel feit 2 wettig en overtuigend bewezen is verklaard, is de rechtbank van oordeel dat de aard van de handelingen van verdachte dermate verwijderd zijn van de bedoeling van de wetgever bij het strafbaar stellen van ‘grooming’ dat er in onderhavige zaak geen sprake is van ‘grooming’ als door de wetgever bedoeld. Immers, verdachte en het slachtoffer kenden elkaar reeds van school en gebruikten de sociale mediawebsite Facebook enkel als middel om een afspraak tot stand te doen komen. Uit het procesdossier volgt bovendien dat de eerste afspraak tussen verdachte en het slachtoffer niet het doeleinde had om tot seksuele contacten te komen. Facebook werd door verdachte dus niet ingezet als middel, zoals de wetgever bij de strafbaarstelling van ‘grooming’ voor ogen had, om het slachtoffer eerst te verleiden en op die wijze te bewegen tot het ondergaan van seksueel misbruik.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het bewezenverklaarde onder feit 2 niet strafbaar. Zij zal verdachte ter zake van feit 2 dan ook ontslaan van alle rechtsvervolging.

The post Geen grooming nu contact niet via internet tot stand gekomen appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/geen-grooming-nu-contact-niet-via-internet-tot-stand-gekomen/feed/ 0
Grooming toch al zonder concrete afspraak ontmoeting https://www.zedenadvocaat.nl/grooming-toch-al-zonder-concrete-afspraak-ontmoeting/ https://www.zedenadvocaat.nl/grooming-toch-al-zonder-concrete-afspraak-ontmoeting/#respond Fri, 22 Jan 2016 21:10:59 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1312 Voor strafbaarheid van ‘grooming’ is naast de in art. 248e Sr genoemde overige vereisten onder meer vereist dat verdachte “een ontmoeting voorstelt”, alsmede dat hij “enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting”. In de uitspraak van de Hoge Raad van 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3140 ging het om een verdachte die bij herhaling […]

The post Grooming toch al zonder concrete afspraak ontmoeting appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
Voor strafbaarheid van ‘grooming’ is naast de in art. 248e Sr genoemde overige vereisten onder meer vereist dat verdachte “een ontmoeting voorstelt”, alsmede dat hij “enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting”. In de uitspraak van de Hoge Raad van 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3140 ging het om een verdachte die

  1. bij herhaling bij het slachtoffer aangedrongen op een ontmoeting en daartoe voorgesteld elkaar te ontmoeten in het bos, in het winkelcentrum en bij haar thuis, waarbij hij een concrete middag, avond dan wel een tijdstip heeft genoemd;
  2.  bij herhaaldelijk erop aangedrongen heeft dat de ontmoetingen snel zouden plaatsvinden en hij heeft haar onder druk gezet; en
  3.  het slachtoffer in het kader van het concretiseren van een afspraak zijn telefoonnummer heeft gegeven.

Volgens de Hoge Raad waren de bedoelde handelingen onder 2 en 3 gericht op het verwezenlijken van de voorgestelde ontmoeting zoals bedoeld onder 1, zodat er sprake was van een strafbare grooming. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld.

In de conclusie van de A-G bij dit arrest, welke conclusie echter adviseerde om geen grooming aan te nemen, is door de A-G dieper ingegaan op de jurisprudentie en de wetsgeschiedenis rondom grooming:

Grooming in de wet

Grooming is strafbaar gesteld in art. 248e Sr, dat luidt:
“Hij die door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstelt met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen of een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij die persoon is betrokken, te vervaardigen wordt, indien hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.”

Wetsgeschiedenis grooming

Dit artikel is ingevoerd bij Wet van 26 november 2009,1 ter uitvoering van art. 23 van het Verdrag van Lanzarote.
Dit artikel luidt als volgt:
“Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn voor het strafbaar stellen van het doen van een voorstel, door middel van informatie- en communicatietechnologie, door een volwassene aan een kind dat de ingevolge artikel 18, tweede lid, vastgestelde leeftijd niet heeft bereikt, tot een ontmoeting met als vooropgezet doel het plegen van een overeenkomstig artikel 18, eerste lid, onderdeel a [het aangaan van seksuele handelingen met een kind dat, volgens de relevante bepalingen van het nationale recht, nog niet de leeftijd van seksuele meerderjarigheid heeft bereikt,], of artikel 20, eerste lid, onderdeel a [het vervaardigen van kinderpornografie,], strafbaar gesteld feit tegen hem of haar, wanneer dit voorstel is gevolgd door materiële handelingen die tot een dergelijke ontmoeting leiden.”

De Memorie van Toelichting bij art. 248e Sr houdt hieromtrent onder meer het volgende in (Tweede Kamer, 2008-2009, 31 810 nr. 3, p. 6-7):
“De in het Verdrag opgenomen strafbaarstelling richt zich nadrukkelijk op het grijze gebied waarin nog geen sprake is van het plegen van daadwerkelijk seksueel misbruik, maar waar wel misbruik wordt gemaakt van de open communicatiemogelijkheden op internet om kinderen te benaderen en tot misbruik te verleiden. Voor strafbaarheid is niet vereist dat het contact op internet daadwerkelijk leidt tot fysiek contact tussen kind en dader, of een feitelijk door het kind gepleegde seksuele handeling, bijvoorbeeld voor een webcam. De nadruk ligt meer op de communicatiefase; de fase waarin het kind op internet in chat- en emailverkeer door de dader wordt bewerkt en verleid. Uit de inhoud van de desbetreffende chat- en emailberichten zal veelal het oogmerk van de dader op het plegen van seksueel misbruik kunnen worden afgeleid.

De strafbaarstelling in het Verdrag vereist wel dat het gedrag van de dader zich concretiseert tot een voorstel voor een ontmoeting met het kind gevolgd door ‘material acts leading to a meeting’. Er is voor strafbaarheid derhalve meer nodig dan het uitsluitend op internet communiceren met een kind en het daarbij maken van seksuele toespelingen. Een zodanige verschuiving van de strafbaarheid naar de voorfase zou te ver voeren en is bovendien niet goed handhaafbaar. Voor de strafwaardigheid is het wezenlijk dat de communicatiefase uitmondt in een voorstel voor een ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting. Deze gedragingen onderstrepen de vastheid van het voornemen van de dader om zijn digitaal misbruik daadwerkelijk om te zetten in het plegen van fysiek misbruik. Vanuit het oogpunt van een effectieve bescherming van kinderen is het zaak dat tegen deze gedragingen strafrechtelijk kan worden opgetreden. Van strafbaarheid kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer de dader zich begeeft naar de voor de ontmoeting afgesproken plek, het slachtoffer van een routebeschrijving naar die plek voorziet of anderszins concrete voorbereidingen treft gericht op het verwezenlijken van de ontmoeting.”

Over de vraag wanneer er nu sprake is van concrete voorbereidingen in de zin van art. 248e Sr, kan naast het hiervoor geciteerde voorbeeld, dat genoemd is in de wetsgeschiedenis nog een voorbeeld worden gevonden in de toelichting op art. 23 van het Verdrag van Lanzarote, waarop de strafbaarstelling van grooming is gebaseerd. Daarin staat:

‘In addition to the elements specified above the offence is only complete if the proposal to meet “has been followed by material ac  ts leading to such a meeting”. This requires concrete actions, such as, for example, the fact of the perpetrator arriving at the meeting place.’

Op 14 mei 2013 wees de Hoge Raad het eerste arrest waarin een oordeel werd gegeven over art. 248e Sr en oordeelde de Hoge Raad dat een situatie waarbij de verdachte, met het slachtoffer concrete afspraken had gemaakt om elkaar op 9 of 10 februari 2010 te ontmoeten en voor haar een reisschema had opgesteld en haar geïnstrueerd had op welke wijze zij naar hem moest reizen kon worden gekwalificeerd als “het ondernemen van enige handeling gericht op het verwezenlijken van een ontmoeting(HR 14 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9941, rov. 2.4).

 

 

The post Grooming toch al zonder concrete afspraak ontmoeting appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/grooming-toch-al-zonder-concrete-afspraak-ontmoeting/feed/ 0
Oogmerk bij grooming niet bewezen https://www.zedenadvocaat.nl/oogmerk-bij-grooming-niet-bewezen/ https://www.zedenadvocaat.nl/oogmerk-bij-grooming-niet-bewezen/#respond Fri, 22 Jan 2016 20:25:29 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1303 Voor een bewezenverklaring van grooming moet het oogmerk aanwezig zijn om ontuchtige handelingen te plegen met de persoon met wie de ontmoeting is is afgesproken. Ontbreekt dit oogmerk, dan kan grooming niet bewezen worden. Dit zien we in de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 juni 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:3947. De rechtbank overwoog het volgende: “Aan de […]

The post Oogmerk bij grooming niet bewezen appeared first on Zedenadvocaat.

]]>

Voor een bewezenverklaring van grooming moet het oogmerk aanwezig zijn om ontuchtige handelingen te plegen met de persoon met wie de ontmoeting is is afgesproken. Ontbreekt dit oogmerk, dan kan grooming niet bewezen worden. Dit zien we in de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 juni 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:3947.

De rechtbank overwoog het volgende:
“Aan de verdachte is onder feit 3 – kort gezegd – grooming ten laste gelegd, het benaderen van een jonge jongen om hem tot een seksueel getinte ontmoeting te bewegen.

Voor een bewezenverklaring van grooming is, naast de in artikel 248e Sr genoemde overige vereisten, onder meer vereist dat de verdachte een ontmoeting voorstelt, alsmede dat hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting (vgl. HR 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3140).

Op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde op de zitting wordt vastgesteld dat de verdachte, gedurende een lange periode, veelvuldig chat- en whatsappcontact heeft gehad met aangever, dat de verdachte heeft aangedrongen op een ontmoeting en dat hij op enig moment heeft gezegd dat aangever een café moest uitzoeken waar zij elkaar zouden kunnen ontmoeten. Aangever heeft vervolgens café [naam café] uitgekozen.

Aldus wordt vastgesteld dat de verdachte zijn telefoonnummer aan aangever heeft gegeven en vervolgens heeft aangedrongen op een ontmoeting, waarna zij een concrete datum en plaats hebben afgesproken. Na het voorstel van de verdachte aan aangever om in de woning van de verdachte te logeren, heeft de verdachte geen handeling ondernomen om die logeerpartij te laten doorgaan.

Een bewezenverklaring zou dus hooguit de ontmoeting in café [naam café] kunnen betreffen. Maar voor een bewezenverklaring is ook vereist dat wordt vastgesteld dat het concrete voorstel tot de ontmoeting tussen de verdachte en aangever is gedaan met het oogmerk ontuchtige handelingen te plegen met aangever. Het dossier biedt hiervoor, behoudens de aangifte van aangever, onvoldoende bewijs. De verdachte heeft steeds verklaard dat hij de ontmoeting heeft voorgesteld omdat hij met aangever wilde praten. Hoewel door de verdachte, ook naar zijn eigen verklaring, wel is aangedrongen op een ontmoeting nadat aangever de leeftijd van 16 jaren zou hebben bereikt, omdat het anders strafbaar zou zijn en de verdachte de aangever ook heeft uitgenodigd bij hem te komen logeren, kan niet worden bewezen dat de voorgenomen ontmoeting in de [naam café] (vlak voor de 16e verjaardag van aangever) dit oogmerk had. Gelet op de (inhoud van) de chat- dan wel whatsappgesprekken tussen aangever en ‘[naam 2]’ en andere stukken in het dossier, in samenhang bezien met de afgesproken publieke ontmoetingsplaats, kan een dergelijk oogmerk niet worden vastgesteld.”

The post Oogmerk bij grooming niet bewezen appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/oogmerk-bij-grooming-niet-bewezen/feed/ 0