The post Betasten of aanraken slachtoffer tijdens slaap levert geen ontucht 246 Sr op appeared first on Zedenadvocaat.
]]>The post Betasten of aanraken slachtoffer tijdens slaap levert geen ontucht 246 Sr op appeared first on Zedenadvocaat.
]]>The post De enkele aanwezigheid van een afhankelijkheidsrelatie levert niet zonder meer dwang op appeared first on Zedenadvocaat.
]]>The post De enkele aanwezigheid van een afhankelijkheidsrelatie levert niet zonder meer dwang op appeared first on Zedenadvocaat.
]]>The post Vragen om naaktfoto’s toe te sturen geen ontucht appeared first on Zedenadvocaat.
]]>Vooropgesteld moet worden dat van het plegen van ontuchtige handelingen met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren als bedoeld in artikel 247 Sr ook sprake kan zijn als geen lichamelijke aanraking tussen de dader en het slachtoffer heeft plaatsgevonden. Of in een zodanig geval de gedraging of gedragingen van de dader – al dan niet in hun onderlinge samenhang bezien – het plegen van ontuchtige handelingen met het slachtoffer opleveren, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt in het bijzonder betekenis toe aan het antwoord op de vraag of en zo ja, in hoeverre tussen de dader en het slachtoffer enige voor het plegen of dulden van ontucht relevante interactie heeft plaatsgevonden (vgl. HR 30 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ0950, rov. 3.4). Van een dergelijke situatie zal slechts sprake kunnen zijn in uitzonderlijke gevallen.
The post Vragen om naaktfoto’s toe te sturen geen ontucht appeared first on Zedenadvocaat.
]]>The post Wanneer is knijpen in billen te kwalificeren als ontuchtige handeling? appeared first on Zedenadvocaat.
]]>Onder omstandigheden is het knijpen in de billen van een ander te kwalificeren als ontuchtige handelingen. Het gaat daarbij steeds om de bedoeling die de verdachte heeft gehad met het knijpen. Als er een seksuele bijbedoeling zit, levert het eerder ontucht op, zie ook ECLI:NL:PHR:2015:2298.
Art. 246 Sr luidt als volgt:
“Hij die door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingt tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, wordt, als schuldig aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.”
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat een ontuchtige handeling zoals bedoeld in art. 246 Sr een handeling van seksuele aard is die in strijd is met een sociaal-ethische norm.1 De beoordeling of een handeling kan worden gekwalificeerd als seksueel en strijdig met een sociaal-ethische norm, hangt af van de aard van de gedraging en de omstandigheden van het geval. Machielse merkt in dit verband op dat in grenssituaties, te weten in situaties die naar objectieve maatstaven voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn, de bedoeling van de verdachte de doorslag zal geven.2 Het gewicht van de omstandigheden van het geval, waaronder de (kennelijke) bedoeling van de verdachte, zal verschillen naar gelang de handeling naar haar uiterlijke verschijningsvorm al dan niet seksueel van aard is. Bepaalde handelingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zodanig dat deze, als deze in strijd zijn met een sociaal-ethische norm, als ontuchtig kunnen worden gekwalificeerd, tenzij uit de bijzondere omstandigheden van het geval anders voortvloeit.3 Aan de andere kant is denkbaar dat een handeling als zodanig niet seksueel van aard is, maar op zodanige wijze en met zodanige bedoeling geschiedt dat zij niettemin als ontuchtig moet worden aangemerkt. Als verstrekkend voorbeeld kan worden gewezen op het knijpen van een ander in de onbedekte knie. Volgens toenmalig Advocaat-Generaal Berger is een dergelijke handeling naar haar aard niet als ontuchtig aan te merken en kan zij deze aard niet verkrijgen door de wijze waarop en de bedoeling waarmee deze is verricht. De Hoge Raad dacht daarover anders en oordeelde dat het hof het bewezen verklaarde knijpen in de omstandigheden van het geval wel als ontuchtige handeling als bedoeld in art. 246 Sr kon aanmerken. Daarbij zal de intentie van de verdachte een belangrijke rol hebben gespeeld. Die intentie kan bijvoorbeeld blijken uit begeleidende woorden. De ontuchtige bedoeling van de aanraking was in deze zaak, gelet op de begeleidende uitlatingen van de verdachte, niet voor misverstand vatbaar.4
10. Het aanraken van de (bedekte) billen van een ander bevindt zich naar mijn mening tussen beide genoemde uitersten. De omstandigheden van het geval zijn bepalend voor het antwoord op de vraag of hierbij sprake is van een ontuchtige handeling als bedoeld in art. 246 Sr. Daarbij kan de aard van de aanraking relevant zijn. Betreft het een vluchtige aanraking, het slaan op het zitvlak, het wrijven daarover of het knijpen daarin? Ook in dit verband is de intentie van de verdachte van belang. Het knijpen van een ander in de billen tijdens een waterpolowedstrijd om de tegenstander te ontregelen heeft nu eenmaal een ander karakter dan dezelfde handeling die met onzedelijke bedoelingen in een winkel of een uitgaansgelegenheid plaatsvindt. In een arrest van de Hoge Raad van 21 december 2010 was sprake van het onverhoeds beetpakken van en wrijven over de billen van de aangeefster. Het oordeel van het hof dat de desbetreffende handelingen ontuchtig van karakter waren, bleef in cassatie in stand.5 In een arrest van de Hoge Raad van 4 september 2012 had het hof de verdachte veroordeeld in verband met het geven van een klap op de billen van een passerende vrouw. Het hof oordeelde dat de omstandigheid dat een seksuele intentie wellicht bij de verdachte ontbrak, niet afdeed aan het ontuchtig karakter kan de handeling. Dat ging de Hoge Raad te ver.6 Juist bij een handeling als het slaan op de billen komt het immers voor het ontuchtig karakter aan op de omstandigheden van het geval, waarbij het subjectieve element, de intentie van de verdachte, een belangrijke plaats inneemt. In HR 15 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2578 had de verdachte een hem onbekende vrouw, die hem leuk leek en met wie hij “een leuk praatje” wilde maken, onverhoeds een klap op haar bil gegeven en daarbij gezegd: “hé schatje”. Het oordeel van het hof dat onder deze omstandigheden sprake was van ontuchtige handelingen als bedoeld in art. 246 Sr bleef in cassatie in stand. In deze zaak volgde de seksuele intentie van de verdachte onder meer uit diens begeleidende woorden. Daarin verschilt de zaak van de zaak die leidde tot het eerder genoemde arrest van de Hoge Raad van 4 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4288, NJ 2012/573, m.nt. Schalken.
In de hiervoor onder 6 weergegeven overwegingen heeft het hof geoordeeld dat het meermalen knijpen in de billen van de aangeefster, gelet op de omstandigheden waaronder de verdachte deze handelingen heeft verricht, als ontuchtig dient te worden aangemerkt, nu de verdachte aldus seksuele handelingen heeft verricht die in strijd zijn met “de sociaal-ethische norm”. In het licht van hetgeen hiervoor onder 9 en 10 is voorop gesteld, geeft dit oordeel geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het hof heeft kennelijk geen geloof gehecht aan de bewering van de verdachte dat hij de aangeefster, een 22-jarige vrouw, door de drukte per ongeluk heeft aangeraakt.7 Dat is niet onbegrijpelijk. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat de verdachte de – hem onbekende – aangeefster met twee handen in beide billen kneep, de aangeefster strak aankeek nadat zij hem had gevraagd van haar af te blijven en de aangeefster naderde terwijl hij steeds naar haar keek. Op het moment dat de aangeefster weg wilde lopen omdat zij en haar vrienden de verdachte te opdringerig vonden, heeft de verdachte nogmaals onverhoeds hard met één hand in de rechterbil van de aangeefster geknepen. Die vaststellingen verdragen zich bezwaarlijk met een scenario waarin de verdachte de aangeefster per ongeluk aanraakte. Kennelijk is het hof ervan uitgegaan dat het handelen van de verdachte doelgericht was en met een seksuele intentie geschiedde. Daarin verschilt de zaak van HR 4 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4288, NJ 2012/573, m.nt. Schalken. Gelet op de aard van de gedraging en de uit de bewijsvoering blijkende feiten en omstandigheden, acht ik dat oordeel niet onbegrijpelijk. Evenmin acht ik onbegrijpelijk het oordeel van het hof dat een dergelijke handelwijze in strijd is met “de sociaal-ethische norm”. Daarbij neem ik in aanmerking dat in de overwegingen van het hof ligt besloten dat de verdachte met zijn handelwijze opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en seksuele integriteit8 van de aangeefster, ook nadat de aangeefster kenbaar had gemaakt daarvan niet te zijn gediend. Het hof is terecht niet meegegaan in het betoog van de verdediging dat een dergelijke handelwijze in een discotheek de grenzen van “het sociaal-ethisch betamelijke” niet overschrijdt. Aan het ontuchtige karakter van de handelingen doet niet af dat dergelijke handelingen in drukke discotheken mogelijk vaker voorkomen. Een andere opvatting zou betekenen dat de sociaal-ethische normen zich voegen naar hetgeen feitelijk plaatsvindt, hetgeen in zijn algemeenheid een bedenkelijke benadering is. Dat neemt niet weg dat in de loop van de tijd verschuivingen kunnen optreden in hetgeen als gedrag wordt aangemerkt dat binnen de grenzen van het sociaal-ethische normenpatroon valt. Maar niet kan worden volgehouden dat het herhaaldelijk tegen de wil van de betrokkene in de billen knijpen van een jonge vrouw naar de huidige opvattingen binnen deze grenzen valt, ook niet in een drukke discotheek.
1Zie de memorie van toelichting en de memorie van antwoord bij de wet van 9 oktober 1991 tot wijziging van de artikelen 242, 243, 246, 247 en 249 van het Wetboek van Strafrecht: Kamerstukken II 1988-1989, 22 930, nr. 3, p. 2 en Kamerstukken II 1988-1989, 22 930, nr. 5, p. 4 (Stb. 1991, 519).
2Vgl. A.J.M. Machielse in Noyon, Langemeijer & Remmelink (red.), Het Wetboek van Strafrecht (losbladig), Deventer: Kluwer, aant. 5 bij art. 246 Sr (bijgewerkt tot 24 april 2014).
3Vgl. voor een ouder voorbeeld: HR 23 juni 1930, NJ 1930, p. 1482 (betasten meisjes onder rok).
4Zie HR 9 januari 1968, NJ 1969/24. Het knijpen maakte deel uit van een geheel van gedragingen: De verdachte ging naast een wielrijdster rijden; hij heeft haar de woorden “meid, meid, wat heb jij dikke dijen. Wat zou ik hem daar graag tussen duwen” toegevoegd; hij heeft plotseling met geweld met zijn rechterhand haar onbedekte linkerknie vastgepakt en daarin geknepen; het knijpen gebeurde met ontuchtige bedoelingen. Vgl. voorts HR 13 januari 1987, NJ 1987/907, rov. 5 (de verdachte laat zijn minderjarige kind over zijn billen krabben) en HR 27 februari 1951, NJ 1951/334 m.nt. Pompe (de verdachte heeft meermalen op de dijbenen en het zitvlak van een minderjarige jongen geslagen; de Hoge Raad heeft het desbetreffende middel onbesproken gelaten).
5Zie HR 21 december 2010, nr. 09/00098 (niet gepubliceerd, art. 81 RO).
6Zie HR 4 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4288, NJ 2012/573 m.nt. Schalken, rov. 2. In die zaak ging het om een “kwajongen” van 13 jaar oud die samen met een vriendje eerst met sneeuwballen heeft gegooid en vervolgens de billen van een passerende vrouw van 24 jaar heeft aangeraakt. Volgens de Hoge Raad geeft het oordeel van het hof dat de verdachte de vrouw door het aanraken van haar billen heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, blijk van een te ruime uitleg van de uitdrukking “ontuchtige handelingen”.
7Zie voor deze lezing het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep, p. 2.
8Zie in dit verband HR 30 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK4794, NJ 2010/376, m.nt. Keijzer.
9Vgl. HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130, NJ 2006/393 m.nt. Buruma, rov. 3.8.4 onder d.
10Zie pleitnotities in hoger beroep van 24 november 2014, nr. 18.
11Vgl. HR 31 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU6064, rov. 3.3, HR 1 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF3121, NJ 2003/553, rov. 3.3. en HR 27 juni 2000, NJ 2000/580, rov. 4.4.
12Vgl. HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130, NJ 2006/393 m.nt. Buruma, rov. 3.8.1.
13Vgl. HR 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3149, NJ 2015/96 m.nt. Keulen, rov. 4.5, HR 15 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO8016, NJ 2011/135, rov. 2.4, HR 2 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3202, NJ 2010/87, rov. 2.6, HR 4 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5835, NJ 2007/492, rov. 3.5 en HR 27 januari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN8240, NJ 2005/54, rov. 4.4.1.
14Vgl. HR 4 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5835, NJ 2007/492.
The post Wanneer is knijpen in billen te kwalificeren als ontuchtige handeling? appeared first on Zedenadvocaat.
]]>The post Sextortion strafbaarstelling appeared first on Zedenadvocaat.
]]>
In de jurisprudentie is deze gedraging ook aangemerkt als (online) aanranding (art. 246 Sr) en afdreiging (art. 318 Sr).12 Het is voor aanranding dus niet vereist dat er fysiek contact is tussen de dader het slachtoffer; aanranding kan onder deze omstandigheid ook op afstand plaatsvinden.
Voorbeelden van zaken over sextortion zijn:
The post Sextortion strafbaarstelling appeared first on Zedenadvocaat.
]]>The post Medeplegen ontucht via webcam appeared first on Zedenadvocaat.
]]>Rechtbank Amsterdam, 28 november 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:8681
Een mooie uitspraak van de rechtbank die de verdachte vrijspreekt voor het medeplegen van ontucht via de webcam. De verdachte keek vanachter zijn computer mee met de ontuchtige handelingen die een medeverdachte in Thailand verrichte met minderjarige kinderen. De verdachte deed ook een beperkt aantal verzoeken, bijv. om net even iets te draaien, om zijn billen te laten zien. De officier merkte dit om die reden aan als het medeplegen van die ontuchtige handelingen, maar de rechtbank vond deze bijdrage van onvoldoende gewicht
The post Medeplegen ontucht via webcam appeared first on Zedenadvocaat.
]]>The post Geen ontucht bij masseur die tijdens massage vagina en borsten aanraakt appeared first on Zedenadvocaat.
]]>Verdachte is masseur en geeft massages bij hem thuis. In de periode van 1 februari 2013 tot en met 17 juni 2013 hebben aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beiden meerdere massagebehandelingen bij verdachte ondergaan. Ten laste is gelegd dat verdachte tijdens deze behandelingen de borsten, billen en vagina dan wel schaamstreek van aangeefsters heeft betast, gestreeld of gemasseerd.
De rechtbank dient te beoordelen of de ten laste gelegde handelingen hebben plaatsgevonden en zo ja, of de bewezen handelingen kunnen worden aangemerkt als ontuchtige handelingen. Bij ontuchtig handelen in de zin van de ten laste gelegde wetsbepalingen dient het in beginsel te gaan om handelingen van seksuele aard, die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Of daarvan sprake is, hangt af van de omstandigheden van het geval, onder meer van de aard van de handeling, de betrokken lichaamsdelen, de context waarbinnen de handeling plaatsvindt en de verhouding tussen de betrokkenen. Het enkele feit dat degene die de handeling heeft ondergaan dat als ongewenst heeft ervaren, is onvoldoende. De subjectieve bedoeling van de dader is evenmin doorslaggevend. Of gedragingen geacht kunnen worden een seksuele strekking te hebben, staat derhalve tot op zekere hoogte los van de subjectieve beleving van de betrokkenen.
Ten aanzien van het aanraken van de vagina heeft verdachte verklaard dat hij tijdens een zogenaamde lymfeklierbehandeling de liezen van aangeefsters heeft gemasseerd en dat het mogelijk is dat hij hierbij per ongeluk de vagina van aangeefsters heeft aangeraakt. Ook is het volgens verdachte mogelijk dat hij de vagina van aangeefsters per ongeluk heeft aangeraakt toen hij met een handdoek de olie van hun lichaam afveegde. Nu met betrekking het betasten van de vagina voor beide ten laste gelegde feiten geldt dat zich in het dossier slechts de verklaring van de betreffende aangeefster bevindt en verdachte ontkent dat hij deze handeling opzettelijk heeft verricht, is er onvoldoende bewijs dat verdachte de vagina van aangeefsters opzettelijk heeft betast, gestreeld of gemasseerd zoals aangeefsters hebben verklaard.
Ten aanzien van de borsten, billen en schaamstreek (liezen) kan worden bewezen dat verdachte deze heeft betast. Verdachte heeft ook zelf verklaard dat hij deze lichaamsdelen tijdens zijn behandelingen heeft gemasseerd. Deze aanrakingen vormden volgens verdachte echter steeds onderdeel van zijn massages. Ten aanzien van het masseren van de borsten heeft verdachte bovendien verklaard dat hij enkel de zijkant van de borsten en tussen de borsten heeft gemasseerd.
De rechtbank is van oordeel dat deze aanrakingen in de onderhavige context niet kunnen worden aangemerkt als handelingen van seksuele aard. Aangeefsters zijn voor een massagebehandeling bij verdachte gekomen en er is onvoldoende bewijs voor de vaststelling dat het masseren van de billen, borsten en liezen geen onderdeel vormde van de door verdachte uitgevoerde behandeling. De rechtbank heeft daarbij mede gelet op door verdachte bij herhaling afgelegde verklaring dat aangeefsters nooit een signaal hebben afgegeven dat zij de massages als onprettig hebben ervaren en voorts op het gegeven dat zowel uit de verklaring van verdachte als uit andere verklaringen blijkt dat beide aangeefsters steeds terug kwamen om door verdachte te worden gemasseerd. Hoewel sommige van de door verdachte gehanteerde massagetechnieken naar het oordeel van de rechtbank op z’n minst bevreemding wekken en verdachte tijdens de massages ook volgens zijn eigen verklaring in ieder geval één keer een ongepaste opmerking heeft gemaakt over de kaalgeschoren schaamstreek van één van aangeefsters, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat verdachte zich met het aanraken van deze lichaamsdelen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen.
The post Geen ontucht bij masseur die tijdens massage vagina en borsten aanraakt appeared first on Zedenadvocaat.
]]>The post Opnemen van seksuele handelingen via webcam is geen ontucht appeared first on Zedenadvocaat.
]]>Rechtbank Roermond, 22 april 2011,ECLI:NL:RBROE:2011:BQ3544
Bij het begrip ontuchtige handelingen gaat het om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal ethische norm. Het ontuchtige karakter van een seksuele handeling – zoals het deels ontkleden of het laten zien van een bh of boxer – is niet in de handeling zelf gelegen, maar vloeit voort uit de begeleidende omstandigheid dat deze handeling onder dwang heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt dan ook dat het geheel of gedeeltelijk ontkleden, waar bij de verschillende slachtoffers sprake van was, voor zover dit onder dwang geschiedde een seksuele handeling was die onder dwang plaatsvond. Daarmee staat vast dat het een ontuchtige handeling is als bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
De strafbare gedraging van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht betreft het buiten echt plegen van ontucht met iemand die de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt. Fysiek contact tussen de verdachte en het slachtoffer is daarvoor geen voorwaarde. De rechtbank baseert zich daarbij op de uitspraak van de Hoge Raad van 30 november 2004 (LNJ: AQ0950) waarin is bepaald dat van ontucht met een minderjarige als bedoeld in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht onder omstandigheden ook sprake kan zijn zonder dat de gepleegde seksuele gedragingen gepaard gaan met lichamelijke aanrakingen. Van deze omstandigheden is sprake nu de verdachte middels chatgesprekken, waarbij gebruik gemaakt werd van een webcam meisjes heeft overgehaald tot het plegen van ontuchtige handelingen bij zich zelf.
In zijn requisitoir heeft de officier van justitie betoogd dat het heimelijk maken van foto’s middels een webcam blijkens jurisprudentie aanranding kan opleveren en verwijst hierbij naar een uitspraak van de rechtbank Haarlem. Voor zover de officier van justitie heeft willen betogen dat de verdachte zich door “het zonder toestemming onverhoeds en heimelijk maken van afbeeldingen en/of filmen (middels) een webcam van bovengenoemde ontuchtige handelingen” op zich al aan aanranding heeft schuldig gemaakt, zal de rechtbank de officier van justitie niet volgen. In de tenlasteleggingen heeft de officier van justitie dit maken van afbeeldingen en/of filmen immers geplaatst als omschrijving van de feitelijkheden die hebben geleid tot de ontuchtige handelingen die door de slachtoffers bij zich zelf zijn gepleegd en niet als omschrijving van de ontuchtige handelingen zelf. De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of deze feitelijkheid de dwang oplevert van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat slachtoffers die geen wetenschap hebben van het maken van afbeeldingen en/of filmen zich niet door deze activiteiten van de verdachte gedwongen kunnen hebben gevoeld om ontuchtige handelingen te plegen.
The post Opnemen van seksuele handelingen via webcam is geen ontucht appeared first on Zedenadvocaat.
]]>The post Geen straf verdachte (20) voor seks met minderjarige (13) appeared first on Zedenadvocaat.
]]>
Volgens de eerste verklaring van aangeefster zou verdachte haar hebben bedreigd tijdens het MSNgesprek. Verdachte zou haar familie iets aandoen, als zij niet zou zeggen waar zij woonde. Onder dwang van deze bedreiging zou aangeefster er mee in hebben gestemd dat verdachte langskwam. Opmerkelijk is dat in de 40 minuten die volgden aangeefster niemand heeft gewaarschuwd. In tegenstelling, zij heeft verder gechat met vriendinnen en heeft een film gekeken. Ook als zij verdachte ziet stoppen voor haar huis, waarschuwt zij niemand, maar gaat zij de voordeur openen in uitdagende kleding. Aangeefster heeft op verschillende momenten de gelegenheid gehad om alarm te slaan. Dit heeft zij niet gedaan. Bovendien heeft zij voordat verdachte arriveerde haar moeder gebeld om te vragen hoe laat zij thuis kwam. Haar moeder vond het vreemd dat aangeefster om die reden belde. Uit het voorgaande blijkt dat aangeefster zich niet bedreigd voelde door verdachte. Voorts verklaart aangeefster later dat zij zich kon voorstellen dat verdachte gedacht heeft dat hij naar haar toe kwam voor seks, omdat ze het over seks hadden gehad in het MSNgesprek. Dit is in strijd met haar eerdere verklaring dat verdachte haar bedreigd zou hebben.
Aangeefster heeft voorts verklaard dat verdachte haar met geweld tot seks heeft gedwongen. Hiervan is echter geen ander bewijs voorhanden. Er is geen letsel en er zijn geen blauwe plekken geconstateerd door een arts of door verbalisanten. Aangeefster heeft geweigerd mee te werken aan medisch onderzoek. De conclusie moet zijn dat er geen sprake is geweest van geweld of feitelijkheden waardoor aangeefster is gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft verdachte uitgebreid beschreven hoe aangeefster zich heeft gekleed en heeft gedragen. Uit die verklaring blijkt dat het initiatief om naar haar toe te komen en het initiatief tot de seksuele handelingen allen van aangeefster af kwamen. Daar komt bij dat aangeefster in haar tweede verklaring heeft gezegd dat zij geïnteresseerd was in seks. Zij werd nieuwsgierig door het MSNgesprek en heeft verklaard dat seks met een jongen, in dit geval verdachte, haar leuk leek.
Bovendien is van belang dat verdachte en aangeefster elkaar kenden vanuit het uitgaansleven. Het moge duidelijk zijn dat de leeftijdsgrens daar zestien jaar is. Verdachte mocht er dus gerechtvaardigd op vertrouwen dat aangeefster ouder dan zestien jaar was. Daarnaast heeft aangeefster tegen verdachte gezegd dat zij zeventien jaar oud was.
Van belang is ook dat verdachte direct na de gebeurtenissen naar het politiebureau is gegaan, omdat hij zich vies voelde toen de ouders hem mededeelden dat aangeefster dertien jaar oud was. Daar is gezegd dat hij erover na moest denken en later telefonisch contact kon opnemen. Verdachte heeft enkele dagen later telefonisch contact gehad met het politiebureau te Sittard om zijn verhaal vast te laten leggen.
Een vergelijkbare zaak met de onderhavige is een uitspraak van de rechtbank te Assen (LJN: BG9645). Daarbij was er sprake van instemming met de seksuele handelingen en was het initiatief tot het contact uitgegaan van het slachtoffer. Bovendien had het slachtoffer in die zaak de mogelijkheid om bij een passerende politieagent kenbaar te maken dat de handelingen niet vrijwillig werden verricht. Mede om die redenen was er geen sprake van dwang. Deze uitspraak is vergelijkbaar met de onderhavige zaak. Het contact tussen aangeefster en verdachte ging immers vaak van aangeefster uit. Zij heeft bovendien verschillende momenten gehad waarop zij iemand kon waarschuwen, maar heeft dit nagelaten. Daar komt bij dat aangeefsters gedrag en kleding de schijn opwekten dat zij zeventien jaar was en geen dertien jaar. Tot slot is nog van belang dat het nichtje van aangeefster over haar contact met verdachte, heeft verklaard dat hij haar thuis afzette en zich keurig gedroeg.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Aangeefster heeft tegenstrijdig verklaard. Zij heeft in eerste instantie verklaard dat verdachte haar had bedreigd en dat ze enkel daarom haar adres gaf. Later heeft ze echter verklaard dat ze het over seks hadden gehad en dat ze nieuwsgierig was geworden naar seks met verdachte. Voorts heeft aangeefster eerst verklaard dat zij niemand gebeld zou hebben in de tijd die verstreek tussen het gesprek op MSN en het moment dat verdachte arriveerde. Geconfronteerd met het feit dat haar moeder heeft verklaard dat ze haar gebeld heeft om te vragen hoe laat zij thuis zou zijn, geeft zij toe haar gebeld te hebben. Ze heeft geen verklaring voor het feit dat ze haar moeder niet heeft gewaarschuwd of om hulp heeft gevraagd. Om deze redenen twijfelt de rechtbank aan de verklaring van aangeefster dat verdachte haar heeft bedreigd en geweld heeft gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank is het aannemelijk dat aangeefster seksueel contact met verdachte heeft willen hebben, maar zich nadat het was gebeurd heeft bedacht,omdat zij werd betrapt door haar moeder.
Tegenover de verklaring van aangeefster staat de verklaring van verdachte. De rechtbank ziet geen reden om aan de verklaring van verdachte te twijfelen. Hij heeft consistent en gedetailleerd verklaard, waarbij zijn verklaring overeenkomt met de verklaring van getuige [naam], dat zijn horloge en schoenen nog beneden lagen. Ook aangeefster heeft verklaard dat verdachte zijn schoenen uit en zijn horloge af heeft gedaan. De rechtbank acht dit opmerkelijk. Het is naar het oordeel van de rechtbank immers niet voor de hand liggend dat dit zo is gebeurd terwijl een bedreigende situatie voor aangeefster zou bestaan.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is geweest van dwang door middel van feitelijkheden of geweld. Verdachte dient derhalve vrij te worden gesproken van het primair ten laste gelegde.
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hieronder opgenomen motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door de Regiopolitie Limburg-Noord, district Midden-Limburg opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL233C/07-001976, gedateerd 13 mei 2008 en de daarbij behorende bijlagen (tevens een doorlopend genummerde print van scan 02-06-2008 van origineel, pagina 1 t/m 89).
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting van 17 februari 2009 en de aangifte en verklaringen van [voornaam] [slachtoffer] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
[voornaam] [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 16 mei 2006 geslachtsgemeenschap heeft gehad met verdachte in haar huis in [woonplaats slachtoffer]. Zij heeft tevens verklaard dat zij op dat moment dertien jaar oud was en op [datum verjaardag] veertien jaar zou worden. Verdachte heeft verklaard dat hij erkent dat hij seksueel contact met aangeefster heeft gehad. Hij heeft voorts verklaard dat hij met zijn penis in haar vagina is geweest.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen staat vast dat er sprake is geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster door verdachte. Op grond van de verklaring van aangeefster staat vast dat zij ten tijde van deze seksuele handelingen dertien jaar oud was. Verdachte was destijds twintig jaar oud. Er was geen sprake van een (langdurige) relatie tussen beiden. De rechtbank acht het om die reden uitgesloten dat het een liefdesrelatie tussen tieners betrof. Voorts was het leeftijdsverschil van ruim zeven jaren erg groot. De rechtbank is om voornoemde redenen van oordeel dat het handelen van verdachte in strijd is met de sociaal ethische norm. Er is derhalve sprake van ontuchtig handelen.
De rechtbank gaat uit van de verklaring van verdachte waaruit blijkt dat het initiatief om naar aangeefster toe te gaan, van haar uit ging. Zij heeft verdachte gevraagd om langs te komen, waarna zij haar moeder heeft gebeld om te vragen hoe laat zij thuis zou zijn. Zij heeft in uitdagende kleding de deur geopend en heeft verdachte gevraagd mee naar haar kamer te gaan. Terwijl verdachte op de grond zat, heeft zij uitdagend gedanst en is met ontbloot onderlijf op hem gaan zitten. Uit deze gedragingen blijkt dat het feitelijk overwicht in de situatie niet bij verdachte lag.
Er is voorts niet evident gebleken dat verdachte wist dat aangeefster dertien jaar oud was. Verdachte had reden om aan te nemen dat aangeefster niet jonger dan zestien jaar was. Hij had haar immers eerder bij een café gezien, waar de minimale leeftijd zestien jaar is en aangeefster had hem verteld dat zij zeventien jaar was.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich vies voelde, toen hij hoorde dat aangeefster pas dertien jaar oud was. Hij is vervolgens direct naar het politiebureau gegaan, om zijn verhaal te vertellen. Ook ter terechtzitting heeft verdachte inzicht getoond in de onjuistheid van hetgeen zich heeft afgespeeld.
Reeds op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat een strafrechtelijke sanctie in deze zaak niet bijdraagt aan enig in het kader van de rechtshandhaving te beschermen belang.
Daarbij komt dat alleen al het aanmerken als verdachte in deze zaak, voor verdachte de nodige nadelige consequenties in zijn omgeving heeft gehad. Verdachte is van opleiding veranderd, omdat de leraren op de hoogte waren van het feit dat hij verdacht werd van verkrachting. Verdachtes familie is op de hoogte gebracht en is niet bereid er met verdachte over te praten. Dit is een zware last geweest voor verdachte.
Verdachte heeft bovendien bijna drie jaar op zijn berechting moeten wachten. Gedurende deze termijn is de smet van het als verdachte gesignaleerd staan aan verdachte blijven kleven en heeft verdachte in onzekerheid geleefd of deze zaak tot een strafrechtelijke vervolging of veroordeling zou leiden.
Voorts is uit een uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister gebleken dat verdachte niet eerder voor zedendelicten is veroordeeld.
The post Geen straf verdachte (20) voor seks met minderjarige (13) appeared first on Zedenadvocaat.
]]>The post Seksuele handelingen en sexchats met minderjarige via webcam strafbaar? appeared first on Zedenadvocaat.
]]>Om te beginnen met de lichtste vorm; de seksueel getinte gesprekken met een minderjarige. Die zijn, anders dan men vaak denkt, in beginsel niet strafbaar. Het wordt alleen anders wanneer er (concreet) een ontmoeting wordt voorgesteld met de bedoeling om seksuele handelingen te verrichten met iemand beneden de 16 jaar. Het is voldoende dat wordt aangedrongen op een ontmoeting, hiervoor data worden genoemd en een telefoonnummer wordt gegeven (HR 14 mei 2013, NJ 2013/296). Dan is er mogelijk sprake van grooming.
The post Seksuele handelingen en sexchats met minderjarige via webcam strafbaar? appeared first on Zedenadvocaat.
]]>