Afwezigheid van alle schuld bij ontucht met minderjarige
Het hebben van seksueel contact met een minderjarige, jonger dan 16, is in beginsel strafbaar. Er gelden echter hierop twee uitzondering:
- wanneer het gaat om seksueel contact tussen jongeren, in het kader van een affectieve relatie, waarbij er sprake is van een gering leeftijdsverschil en het met instemming is gebeurd
- wanneer de verdachte mocht vertrouwen op misleidende informatie van de ander over de leeftijd
In dat laatste geval kan de verdachte nee beroep doen op feitelijke dwaling hetgeen uiteindelijk afwezigheid van alle schuld oplevert. Dit is een schulduitsluitingsgrond en leidt tot ontslag van alle rechtsvervolging. De verdachte is dan niet strafbaar. In de praktijk blijkt dat dit beroep echter zelden wordt gehonoreerd.
Geen afwezigheid alle schuld ondanks misleidende mededelingen over leeftijd
Rechtbank Amsterdam, 7 december 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:9111
Voor een geslaagd beroep op feitelijke dwaling, en dus op afwezigheid van alle schuld, is vereist dat verdachte mocht vertrouwen op de (misleidende) mededeling van [persoon 1] dat zij 19 jaar oud was. Bij de beoordeling hiervan dient vooropgesteld te worden dat de bescherming van (de belangen van) minderjarigen centraal staat in de aard en strekking van artikel 245 Sr. Blijkens jurisprudentie van de Hoge Raad gaat het bij zedendelicten als het onderhavige om een zo doeltreffend mogelijke strafrechtelijke bescherming van jeugdigen, die juist ook moeten worden beschermd tegen verleidingen die van henzelf kunnen uit gaan. De normatieve ruimte voor aanvaarding van een beroep op afwezigheid van alle schuld is daarom op grond van de ratio van deze specifieke strafbepaling uiterst beperkt. Dat betekent dat verdachte een zeer verstrekkende onderzoeksplicht had om achter de werkelijke leeftijd van [persoon 1] te komen en dat hij dus alles in het werk moet hebben gesteld wat in redelijkheid van hem kon worden verlangd om dit te onderzoeken. De rechtbank is van oordeel dat hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd hiervan onvoldoende blijk geeft en daarmee ontoereikend is om een dergelijk uitzonderlijk beroep op afwezigheid van alle schuld te laten slagen.
Het had op de weg van verdachte gelegen, daar waar hij ervoor gekozen heeft om seksuele handelingen te verrichten met een meisje dat hij nauwelijks kende en waarvan hij tenminste wist dat zij aanzienlijk jonger was dan hijzelf, meer onderzoek te verrichten naar haar werkelijke leeftijd, bijvoorbeeld door naar haar legitimatiebewijs te vragen. Dit geldt te meer nu uit het dossier blijkt dat er een aantal omstandigheden waren op basis waarvan verdachte kon vermoeden dat hij met een minderjarige te maken had. Zo heeft verdachte verklaard dat hij het kinderachtig vond dat [persoon 1] steeds op zijn scooter wilde rijden en dat hij in haar tas een papiertje had gevonden met de naam van een [plaatsnaam] school erop. Uit een proces-verbaal van bevindingen van de politie blijkt dat het om een schriftje van het [naam school] ging waarop (onder meer) stond: “vak Aardrijkskunde (..) klas C1B”. Door in de gegeven omstandigheden slechts af te gaan op de informatie van [persoon 1] en zijn eigen inschatting, heeft verdachte niet voldaan aan zijn onderzoeksplicht. Dat de politie hem niet geïnformeerd heeft over de minderjarigheid van [persoon 1] doet hier niet aan af. Het beroep op afwezigheid van alle schuld wordt dan ook verworpen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.