Zoenpoging levert geen feitelijke aanranding op

Geplaatst op: 28 januari 2014

Een zoenpoging levert geen poging tot aanranding op. Dat heeft de rechtbank Gelderland bepaald (rb Gelderland, 15 maart 2013, ECLI:RBGEL:2013:BZ9305):

“[slachtoffer2] heeft verklaard dat een man, waarvan zij denkt dat het verdachte is, in de nacht van 3 op 4 december 2010 meerdere malen in haar slaapverblijf is geweest en gepoogd heeft haar te kussen terwijl zij in haar bed lag. De man zou met zijn handen op het bed van aangeefster hebben geleund zodat hij niet verder voorover kon vallen.  De man zou hierbij op “lineaal afstand” van haar hoofd zijn geweest, waarna aangeefster hem met twee handen heeft weggeduwd en vervolgens uit het slaapverblijf gezet. Hieruit volgt dat er, behalve door het wegduwen en het verblijf uitzetten van de man door aangeefster, geen fysiek contact tussen beide is geweest. De omstandigheid dat aangeefster – mogelijk op goede gronden – denkt dat de man als zij niets zou hebben gedaan haar een zoen zou hebben gegeven, betekent niet dat er sprake was van een voltooide aanranding in de zin van artikel 140 van het Wetboek van militair strafrecht, waarbij immers sprake moet zijn van een bedreiging of van een schending van de lichamelijke integriteit van de persoon. Een zoenpoging zonder dat het tot fysiek contact is gekomen levert niet een dergelijke schending op”

Lees meer >


Kinderporno per ongeluk binnengekregen bij downloaden porno

Geplaatst op: 27 januari 2014

Steeds vaker zien we dat verdachten onbewust en onbedoeld kinderpornografische afbeeldingen binnenkrijgen op hun computer als “bijvangst” bij het downloaden van porno. Ook in een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, van 22 januari 2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:397 zien we dat.

Lees meer >


Beoordeling zedenzaken door Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ) bij seksueel misbruik kinderen

Geplaatst op: 21 januari 2014

De Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ) is opgericht op 1 oktober 1999 op grond van de toenmalige Aanwijzing Opsporing seksueel misbruik in afhankelijkheidsrelaties. In de aanwijzing werd er op gewezen dat men in sommige gevallen zeer terughoudend moest zijn een redelijk vermoeden van schuld aan te nemen op grond van een enkele aangifte. De impliciete doelstelling van de aanwijzing was te voorkomen dat mensen die worden beschuldigd van seksueel misbruik al te lichtvaardig worden aangehouden. Hiertoe is door het College van procureurs-generaal de LEBZ in het leven geroepen. De LEBZ is een multidisciplinair samengestelde groep deskundigen die door de officier van justitie kan worden ingeschakeld om in een relatief vroeg stadium de waarheidsgetrouwheid van bepaalde operationele zedenzaken te beoordelen.

Lees meer >


Bewijsminimumregels nader uitgewerkt; eisen steunbewijs

Geplaatst op: 20 januari 2014

Volgens het tweede lid van art. 342 Sv – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Opmerking verdient dat het bij de in cassatie aan te leggen toets of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, van belang kan zijn of de feitenrechter zijn oordeel dat dat het geval is, nader heeft gemotiveerd. Voorts is in de rechtspraak van het EHRM en de Hoge Raad het uitgangspunt verankerd dat het bewijs in aanwezigheid van de verdachte ter openbare terechtzitting aan de orde dient te komen en dat de verdachte een adequate mogelijkheid moet hebben om in het licht van zijn verdedigingsrechten als bedoeld in art. 6 EVRM tegenargumenten naar voren te brengen.

Lees meer >


Ondervragingsrecht jonge slachtoffers zedenzaken

Geplaatst op: 20 januari 2014

In zedenzaken komt het geregeld voor dat ook jonge slachtoffers een verklaring hebben afgelegd. Voor de verdediging kan het noodzakelijk zijn hen dan te horen als getuige om de verklaring op betrouwbaarheid en geloofwaardigheid te kunnen toetsen.

Lees meer >


Kus op de wang niet zonder meer ontuchtig

Geplaatst op: 20 januari 2014

Het geven van een kus op de wang, ook als dat onverhoeds gebeurd, is slechts een feit van een zeer gering afkeurenswaardig kaliber. Zo een onschuldige, bijna romantische, kus op de wang verliest dat  ontuchtige karakter meteen wanneer men de context ervan in ogenschouw neemt. Dit concludeerde de A-G bij een arrest van de Hoge Raad van 22 maart 2011, ECLI:NL:PHR:2011:BP1379,

 


Van ontucht kan ook sprake zijn zonder feitelijke aanraking

Geplaatst op: 20 januari 2014

In deze op zich bijzondere zaak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er sprake was van ontucht c.q. feitelijke aanranding van de eerbaarheid, zonder dat er enig lichamelijk contact is geweest tussen de verdachte en aangeefster. Het gaat om een zedenzaak waarbij de verdachte de woning van aangeefster was binnengedrongen en voor haar neus zich heeft afgetrokken.

Lees meer >


Verhouding ‘feitelijkheden’ en ‘ontuchtige handelingen’; per ongeluk aanraken

Geplaatst op: 16 januari 2014

Ontuchtige handeling kunnen wel dezelfde handeling  zijn als de feitelijkheid waarmee het slachtoffer wordt gedwongen tot het dulden van die ontuchtige handeling. Dit volgt uit HR 8 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:900:

Lees meer >


Dwang bij onverhoedse handelingen

Geplaatst op: 16 januari 2014

Uit HR 16 november 2004, LJN AR3040, NJ 2005/20 volgt dat van dwang sprake kan zijn als het onverhoedse karakter van het handelen van verdachte maakt dat het slachtoffer daardoor overvallen wordt en tijdig verzet voorkomen wordt.
En voorts volgt dit uit  HR 14 december 2010, LJN BO2603 waar het ging om handelingen van een werkgever jegens zijn werkneemster, waaronder een tongzoen en het knijpen in de borsten, die onverhoeds plaatsvonden waardoor de werkneemster zich niet tijdig kon verzetten. De Hoge Raad heeft deze zaak met art. 81 RO afgedaan
Het overvalkarakter van het ontuchtige handelen levert dan de geëiste dwang op.

Lees meer >


Afhankelijkheidsrelatie alleen is onvoldoende voor dwang door een andere feitelijkheid

Geplaatst op: 16 januari 2014

In HR 2 december 2003, LJN AJ1188, NJ 2004/78, waarin art. 242 Sr (verkrachting) primair tenlaste was gelegd, is bepaald dat het enkele bestaan van een afhankelijkheidsrelatie en het daarmee verband houdende overwicht van de verdachte onvoldoende is om te kunnen spreken van dwang door een andere feitelijkheid. Voor een veroordeling ter zake van art. 242 Sr is vereist dat komt vast te staan dat het slachtoffer binnen die afhankelijkheidsrelatie door bepaalde gedragingen van de verdachte waardoor een bedreigende sfeer is ontstaan, is gedwongen de seksuele handelingen te ondergaan.


Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden