Steunbewijs onvoldoende zwaarwegend en te ver verwijderd verband
Geplaatst op: 11 december 2023Verklaringen en berichten die moeten dienen als steunbewijs, moeten wel voldoende zwaarwegend zijn om echt als steunbewijs te overtuigen. Enkel het zien van wat afwijkend, emotioneel gedrag bij een slachtoffer of een verdachte, is vaak onvoldoende. Daarop gerichte verklaringen en appberichten zijn onvoldoende zwaarwegend en staan in een te ver verwijderd verband tot de verklaringen van de aangeefster om als steunbewijs te overtuigen (Rb Rotterdam, 4 december 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:11588).
Lees meer >
Affectieve relatie met een minderjarige hoeft niet strafbaar te zijn
Geplaatst op: 21 november 2023Ontucht met een minderjarige is strafbaar gesteld in de wet (o.a. art. 245 en 247 Sr). Evenwel is het niet altijd strafbaar om seks te hebben met een minderjarige. Als uitgangspunt geldt is de jurisprudentie dat het niet strafbaar is wanneer twee minderjarige met elkaar seks hebben indien
- er sprake is van een beperkt leeftijdsverschil
- het seksueel contact plaatsvindt binnen het kader van een affectieve relatie
- het met instemming plaatsvindt
- de relatie als gelijkwaardig kan worden gezien
Het komt immers heel vaak voor dat ook jongeren onderling met elkaar seks hebben, ook als iemand nog geen 16 jaar oud is. Heel soms komt het ook voor dat het leeftijdsverschil groter is. Bijvoorbeeld een volwassene die een seksuele relatie heeft gehad met een minderjarige. Ook dat hoeft niet altijd strafbaar te zijn, zo zien we in de jurisprudentie.
Lees meer >
Betasten of aanraken slachtoffer tijdens slaap levert geen ontucht 246 Sr op
Geplaatst op: 06 september 2023Onvoldoende steunbewijs voor zedendelict dat moeder kind van de zolderkamer heeft zien komen
Geplaatst op: 21 april 2023In deze zedenzaak gaat het om ontucht die zou zijn gepleegd door een halfbroer met zijn vijfjarige zusje. Het hof sprak verdachte vrij van ontucht met twee andere zusjes wegens twijfel over de betrouwbaarheid van de verklaringen van die beide zusjes. Deze zaak behoort tot de moeilijke gevallen waarin een feit zich (in het verborgene) afspeelt tussen alleen de verdachte en het slachtoffer. Het verborgen karakter van een zedenmisdrijf met een minderjarige vormt op zich, hoewel voorstelbaar is dat de neiging daartoe moeilijk is te bedwingen, geen grond voor een terughoudender toepassing van de minimumeisen voor het bewijs (onder meer art. 342, tweede lid, Sv) dan gebruikelijk. Even goed kan namelijk juist voorzichtigheid geboden zijn bij verklaringen van minderjarigen. Als vaker in dergelijke gevallen gaat het in de kern om het woord van de verdachte tegenover dat van het slachtoffer. Vereist is dan mede gelet op de rechtspraak van de Hoge Raad dat alleen het belastende woord van het slachtoffer op zichzelf onvoldoende is en het nodig is dat een belastende verklaring steun en daarmee bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. Dat geldt ook, zoals hier het geval is, als de verklaring van het slachtoffer bijvoorbeeld al op basis van consistentie en detaillering zonder meer als betrouwbaar kan worden aangemerkt.2 Het steunbewijs moet een surplus vormen boven die al vastgestelde betrouwbaarheid. Dat surplus is hier problematisch.
1Zie (r.o. 2.5) HR 24 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:507, NJ 2020/270 m.nt. P.A.M. Mevis.
2.Zie voor een overzicht van de stand van zaken inzake steunbewijs tot 2015 de noot van Borgers onder HR 7 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1817, NJ 2015/488. Voorts meer in het algemeen voor problemen inzake de betrouwbaar van verklaringen M.J. Dubelaar, Betrouwbaar getuigenbewijs, Kluwer Deventer 2014 alsmede van haar hand concreter over steunbewijs aantek. 7 bij art. 342 Sv (T&C Sv 14e druk), voorts nog Corstens/Borgers en Kooijmans 2021, p. 848 e.v., N. van Gelder, Een steeds helder wordende bewijsminimumregel?, TPWS 2018/63 en V.L. Thuijsman, De unus testis-regel voorbij, DD 2020/45.
Lees meer >
OM niet ontvankelijk wegens onder andere schending verbaliseringsplicht:
Geplaatst op: 10 april 2023Lees meer >
Bewijs dat enkel ziet op de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster, is geen steunbewijs
Geplaatst op: 10 april 2023In HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452 gaat het om een 8 jarig meisje dat haar stiefvader beschuldigt van ontucht. Het meisje verklaart vrij specifiek over verschillende seksuele handelingen Het hof heeft dit als betrouwbaar aangemerkt:
“De verklaringen zoals afgelegd door [slachtoffer] zijn zeer gedetailleerd en passen niet bij een meisje van acht jaar oud (ten tijde van het studioverhoor, d.d. 17 oktober 2006). [slachtoffer] verklaart dat zij bij het vasthouden van de penis van verdachte ‘de botten voelde waar het bloed door stroomt (pagina 49). Over het aftrekken van verdachte verklaart ze: ‘dan gaat het lijf helemaal boven het puntje, als ik hem omhoog doe. En als het naar beneden gaat, dan wordt het bovenstuk kaal’ (pagina 50). Als [slachtoffer] enige tijd de aftrekkende beweging maakte, kwam er ‘witte vloeistof’ uit de penis van verdachte, welke (‘heel wittig en een beetje kleverig’) was (pagina 52).
Dat [slachtoffer] deze beschrijvingen geeft op basis van wat zij gezien zou hebben van verdachte (het aftrekken onder de douche, of de seks tussen verdachte en [slachtoffer]s’ moeder), acht het hof onaannemelijk. [Slachtoffer] verklaart, zoals hiervoor is weergegeven, dat wat uit verdachtes penis kwam, witte vloeistof (‘heel wittig en een beetje kleverig) was. Ook verklaart [slachtoffer] wat ze voelde toen zij de penis van verdachte vasthield (‘ik voelde de botten waar zijn bloed doorstroomt): Dat zij het hier over de penis van verdachte heeft, blijkt onder meer uit de verklaringen van [slachtoffer] dat het witte spul “Op [verdachte] zijn buik’ kwam (pagina 52).
Voor de stelling dat [slachtoffer] de details zou hebben van de kinderen van [betrokkene 7], kan geen steun worden gevonden in andere stukken uit het dossier.
Het door de verdediging gevoerde verweer dat niet uit te sluiten valt dat de verklaringen van [slachtoffer] haar zijn ‘aangepraat’, is, naar het oordeel van het hof onaannemelijk, mede bezien de gedetailleerdheid en consistentie van haar verklaringen. De posterioriteit van de gedragsveranderingen bij [slachtoffer] zijn naar het oordeel van het hof, mede gezien de impact die een studioverhoor heeft en de nodige spanningen binnen het gezin, geen reden om aan de juistheid van haar verklaringen te twijfelen. Bovendien zijn de gedragsveranderingen niet van dien aard ([slachtoffer] zou onder meer ‘knuffeliger’ en aanhankelijker zijn) dat daaruit ondubbelzinnig conclusies kunnen worden getrokken.
Er zijn derhalve geen redenen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] te twijfelen. Bovendien slaat het hof acht op de gebleken omstandigheid dat verdachte bepaald onvoldoende de grenzen van zijn eigen seksualiteit voor ogen heeft gehouden. Het hof wijst op het masturberen in een niet afgesloten ruimte, het overlopen worden bij het hebben van seks met zijn partner, en het niet strikt ontoegankelijk maken voor [slachtoffer] van zijn pornografisch materiaal.”
Daarop heeft het gerechtshof het ten laste gelegde bewezen verklaard, maar de Hoge Raad laat het niet in stand:
“.4. Volgens het tweede lid van art. 342 Sv – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan daarom geen algemene regels geven over de toepassing van art. 342, tweede lid, Sv, maar daaromtrent slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid verschaffen door het beslissen van concrete gevallen (vgl. HR 26 januari 2010, LJN BK2094).
Opmerking verdient nog dat het bij de in cassatie aan te leggen toets of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, van belang kan zijn of de feitenrechter zijn oordeel dat dat het geval is, nader heeft gemotiveerd.
2.5. In de onderhavige zaak is het kennelijke oordeel van het Hof dat het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan niet alleen kan worden aangenomen op grond van hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard maar dat de door haar gereleveerde feiten en omstandigheden voldoende steun vinden in ander gebezigd bewijsmateriaal, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. Aangezien de nadere motivering van het Hof betrekking heeft op de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer], draagt die motivering niet bij aan het kennelijke oordeel van het Hof dat hetgeen zij heeft verklaard, voldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen. De bewezenverklaring is daarom ontoereikend gemotiveerd.”
CONCLUSIE P-G
Aanwezigheid verdachte in de buurt van plaats schennispleging is onvoldoende steunbewijs
Geplaatst op: 10 april 2023In HR 14 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:637 ging het om de vraag of de verklaring aangeefster voldoende steun vindt de in aanwezigheid van de verdachte vlakbij ( de beweerde) plaats delict kort na voorval en omstandigheid dat aangeefster kort na voorval heeft gebeld met politie en haar echtgenoot. De Hoge Raad vindt van niet en overweegt:
Lees meer >
De enkele aanwezigheid van een afhankelijkheidsrelatie levert niet zonder meer dwang op
Geplaatst op: 30 januari 2023De enkele aanwezigheid van een afhankelijkheidsrelatie levert echter, ook in het licht van de jurisprudentie van de Hoge Raad (zie o.m. het arrest van 02-12-2003, NJ 2004, 78) niet zonder meer dwang op in de zin van de artikelen 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Voor een veroordeling ter zake van artikel 242 of 246 Sr is vereist dat komt vast te staan dat het slachtoffer binnen die afhankelijkheidsrelatie door bepaalde gedragingen van de verdachte is gedwongen de seksuele handelingen te ondergaan. Aan dat vereiste is in het onderhavige geval niet voldaan, nu uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden afgeleid door welke andere feitelijkheden in de zin van artikel 242 of 246 Sr aangeefster is gedwongen de handelingen te ondergaan. Een en ander is bovendien in de tenlastelegging anders dan de algemene bewoording van gebruikmaking van fysiek en psychisch overwicht ook niet feitelijk uitgewerkt (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28 september 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:8359).
Lees meer >
Blijven aankijken en meedraaien bij masturberen in het openbaar is corrumperen van kinderen
Geplaatst op: 21 december 2022Voor een bewezenverklaring van het corrumperen van kinderen is het vereist dat een verdachte het minderjarige slachtoffer ertoe beweegt om getuige te zijn van de seksuele handelingen. Vaak gaat het om het aanroepen van een slachtoffer, maar ook het blijven aankijken en meedraaien, kan worden aangemerkt als het corrumperen van kinderen, vlg HR 11 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1422:
In deze zaak ging het om het seksueel corrumperen door zich in bosjes naast mountainbikeroute af te trekken, terwijl viertal 13- en 14-jarige jongens langsfietsen en van seksuele handelingen van de 62-jarige verdachte getuige waren. Dit is strafbaar gesteld in art. 248d Sr.
De Hoge Raad oordeelde dat mede gelet op wetsgeschiedenis bij art. 248d Sr. er sprake is van het in deze bepaling bedoelde ‘ertoe bewegen’ als slachtoffer (mede) door actieve gedraging van verdachte ertoe is gebracht getuige te zijn van seksuele handelingen. Het gaat dan om ‘s hofs vaststellingen in zijn bewijsvoering, waaronder actieve gedragingen van verdachte bestaande uit (blijven) aankijken van fietsende jongens en met zijn lichaam met hen meedraaien, heeft hof geoordeeld dat verdachte de jongens ertoe heeft bewogen getuige te zijn van zijn seksuele handelingen. Dit oordeel getuigde niet van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.
Lees meer >
Verweren tegen gebruik schakelbewijsconstructie
Geplaatst op: 17 oktober 2022In zedenzaken zien we wel vaker dat het bewijs erg mager is. Om dan toch tot een veroordeling te komen, wil de officier nog al eens proberen om het bewijs rond te krijgen via de constructie van het schakelbewijs. Hier valt vaak echter nog goed verweer tegen te voeren. Wij zullen aan de hand van de jurisprudentie verschillende verweren bespreken.