Werkstraf voor sex met minderjarige prostituee
Geplaatst op: 21 maart 2017Veroordeling artikel 248b Sr, sex met minderjarige prostituee. Verdachte is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een dag en een werkstraf voor 120 uren voor sex met een minderjarige prostituee. Bij strafmaat is aansluiting gezocht bij de arresten van het gerechtshof Den Bosch in de Valkenburgse zedenzaken (rb Amsterdam, 14 februari 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:794)
Lees meer >
Recidiverisico bij zedendelicten
Geplaatst op: 22 februari 2017Over het recidiverisico van zedendelinquenten wordt niet adequaat gecommuniceerd in het strafproces. Dit komt doordat er te weinig gedeelde kennis is, blijkt uit het rapport ‘Gewogen risico’ van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen. Gedragsdeskundigen, reclasseringswerkers, officieren van justitie en rechters kennen bijvoorbeeld aan de term ‘gemiddeld risico’ een andere kans op recidive toe. Daardoor bestaat de kans dat zedendelinquenten onder- of overbehandeld worden.
Lees meer >
Naaktloperij of schennis van de eerbaarheid
Geplaatst op: 19 januari 2017Het plegen van de overtreding van artikel 430a Sr kan gepaard gaan met het plegen van het misdrijf van artikel 239 Sr. Volgens de wetsgeschiedenis zal dit echter, gelet op de huidige in de maatschappij levende opvattingen, slechts zelden het geval zijn. Alleen wanneer naaktrecreatie buiten het normale patroon treedt, bijvoorbeeld wanneer bepaalde gedragingen worden verricht die normaal niet plaatsvinden, kunnen deze gedragingen wel worden aangemerkt als schennis van de eerbaarheid. Ook wanneer naaktrecreatie buiten de daarvoor aangewezen gebieden plaatsvindt, kan dat schennis van de eerbaarheid opleveren. Bij schennis van de eerbaarheid is, in tegenstelling tot naaktloperij ex. artikel 430a Sr, wel opzet vereist op het schenden van de eerbaarheid. Hierbij is voorwaardelijk opzet toereikend.
Naaktloperij
Met betrekking tot naaktrecreatie dient er een onderscheid te worden gemaakt tussen de eventuele overtreding van artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) dan wel schending van artikel 239 Sr.
Artikel 430a Sr – naaktloperij
Artikel 430a Sr stelt strafbaar ‘Hij die zich buiten een door de gemeenteraad als geschikt voor ongeklede openbare recreatie aangewezen plaats, ongekleed bevindt op of aan een voor het openbaar verkeer bestemde plaats die voor ongeklede recreatie niet geschikt is, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.’ Dit wetsartikel, geldend sinds 1986, bepaalt dus dat naaktrecreatie op of aan een voor het openbaar verkeer bestemde plaats strafbaar is, tenzij:
a. het een plaats betreft die conform een besluit van de gemeenteraad geschikt is bevonden
voor ongeklede recreatie;
b. het een andere voor ongeklede recreatie geschikte plaats betreft.
Wanneer artikel 430a Sr wordt overtreden is sprake van een schending van de openbare orde, vanwege de onrust en aanstoot die zou kunnen ontstaan door naaktrecreatie. Door de huidige maatschappelijke opvattingen wordt naaktrecreatie niet als een zedenmisdrijf gezien.
Voor het aannemen van overtreding van artikel 430a Sr is niet vereist dat daadwerkelijk onrust is ontstaan of dat iemand aanstoot heeft genomen. Het is dan ook een abstract gevaarzettingsdelict waarbij het gaat om het eventuele gevaar voor krenking van gevoelens. Daarnaast is het geen doleus of culpoos delict, waardoor het enkel plegen van de gedraging voldoende is voor een strafbare gedraging.
Naaktrecreatie is straffeloos op een daartoe door de gemeenteraad als geschikt voor openbare recreatie aangewezen plaats. Daarbuiten is naaktrecreatie slechts strafbaar indien de naaktrecreant zich bevindt op of aan een voor het openbaar verkeer bestemde plaats. De term openbaar doelt in dit kader op de plaatsen die, zoals art. 239 onderdeel 1 het uitdrukt, voor het openbaar verkeer bestemd zijn. Hierbij kan vooral worden gedacht aan stranden. Naakt zijn op of aan een voor het openbaar verkeer bestemde plaats, anders dan recreatie maar bijvoorbeeld ter ondersteuning van een protestactie valt naar kan worden aangenomen niet onder het bereik van deze bepaling.
Of een plaats voor ongeklede openbare recreatie geschikt is, wordt bepaald door plaatselijke omstandigheden en door de in de maatschappij hieromtrent levende opvattingen ten tijde van de gedraging. De geschiktheid van de plaats is ook afhankelijk van de vraag of sprake is van ongewilde of ongevraagde confrontatie van derden en of de openbare orde wordt verstoord (HR 8 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3562). Uiteindelijk komt het bij de beantwoording van de vraag of een plaats al dan niet geschikt is, aan op alle relevante omstandigheden van het geval. Het enkele gegeven dat iemand naakt recreëert op een plaats aanpalend aan een gedeelte dat voor naaktrecreatie is aangewezen, is bijgevolg op zich onvoldoende om aan te nemen dat de plaats waar de verdachte naakt heeft gerecreëerd, daarvoor ongeschikt is (Hof Arnhem 10 september 2004, NJ 2004/646).
Artikel 430a Sr kent dus twee soorten plaatsen, waar deze ongeklede recreatie straffeloos kan plaatsvinden: op een plaats die door een gemeenteraad als daartoe geschikt is aangewezen en daarnaast komt in aanmerking een op of aan zo’n voor het openbaar verkeer bestemde plaats gelegen ‘plek’ die voor ongeklede recreatie geschikt is. Deze tweede soort is lastiger te beoordelen. De geschiktheid wordt bepaald door plaatselijke omstandigheden, wat kan evolueren aan de hand van de maatschappelijke omstandigheden. Het kan zelfs afhankelijk zijn van het tijdstip van de dag, want het is bepaald niet de bedoeling dat overal ongeklede recreatie mogelijk is of mogelijk gemaakt moet worden. De vraag naar de geschiktheid van een bepaalde plaats moet in redelijkheid beantwoord worden: ‘Slechts indien de aard van de plaats of de omstandigheden zo zijn, dat in redelijkheid niet meer kan worden gesproken van geschiktheid, blijft het feit een zekere mate van strafwaardigheid behouden’.
De wet zelf echter rept over ongeklede recreatie, dus de mogelijkheid lijkt niet uitgesloten, dat ook plekken meetellen, waar het aanvaardbaar is, dat geheel naakt gebaad en gezond wordt.
Delftse Hout
De discussie over een plaats ‘die voor ongeklede openbare recreatie niet geschikt’ is, heeft gespeeld in een zaak uit Delft die op 8 december 2015 is voorgelegd aan de Hoge Raad.
Het Gerechtshof in Den Haag heeft zich op 11 juli 2014 (ECLI:NL:GHDHA:2014:2272) uitgelaten over de uitleg van het bestanddeel ‘niet geschikt’. Het moet hierbij gaan om een geval waarin een voor het openbaar verkeer bestemde plaats evident niet voor ongeklede recreatie geschikt is. ‘Evident niet geschikt’ betekent dat objectief oordelende en redelijk denkende mensen over die niet-geschiktheid in een concreet geval redelijkerwijze niet van mening kunnen verschillen.
Het Hof heeft uitdrukkelijk benadrukt het niet eens te zijn met de motivering van de kantonrechter waarbij wordt uitgegaan van een getalsmatige norm van een bepaald aantal bezoekers en daarmee een uit het oogpunt van rechtszekerheid niet wenselijke en in de praktijk niet hanteerbare norm in het leven geroepen.
Verdere invulling met betrekking tot het ‘evident niet geschikt’ gaat volgens het hof in dit geval de rechtsvormende taak van de rechter te boven.
Vervolgens is de zaak voorgelegd aan de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2015:3462). De Hoge Raad oordeelt dat het hof artikel 430a Sr zo heeft uitgelegd dat welke voor het openbaar verkeer bestemde, niet door de gemeenteraad aangewezen, plaatsen niet geschikt zijn voor ongeklede recreatie, afhangt van de omstandigheden van het geval. Van geval tot geval zal dus moeten worden beoordeeld of de desbetreffende plaats niet geschikt is voor ongeklede recreatie, waarbij blijkens de wetsgeschiedenis en de wetssystematiek onder meer van belang kan zijn of
a) ongeklede recreatie volgens de maatschappelijke opvattingen, zoals die ten tijde
van de gedraging ter plaatse leven, aanvaardbaar wordt geacht,
b) de locatie zodanig is gelegen dat sprake is ongevraagde of ongewilde confrontatie
van derden, en
c) of de openbare orde wordt verstoord.
Het Hof heeft geoordeeld dat slechts sprake kan zijn van handelen in strijd met artikel 430a Sr indien de voor het openbaar verkeer bestemde plaats waar de ten laste gelegde naaktrecreatie is beoefend, “evident niet geschikt is” voor ongeklede recreatie, hetgeen volgens het Hof in dit verband betekent “dat objectief oordelende en redelijk denkende mensen over die nietgeschiktheid in een concreet geval redelijkerwijze niet van mening kunnen verschillen”. Dat oordeel geeft, gelet op hetgeen is vooropgesteld, blijk van een te beperkte uitleg van de in art. 430a Sr voorkomende uitdrukking “plaats die voor ongeklede recreatie niet geschikt is.” Aldus heeft het Hof de grondslag van de tenlastelegging verlaten.
Rapport straffen bij ontucht – voor de strafmaatbepalende factoren
Geplaatst op: 14 september 2016Rechters moeten duidelijker uitleggen hoe ze tot een bepaalde straf zijn gekomen, zo stelt de rapporteur Mensenhandel in een uitgebracht onderzoeksrapport. Voor dit onderzoek is een steekproef genomen uit alle vonnissen uit 2012 en 2013 waarin een dader veroordeeld is voor fysiek kindermisbruik. De steekproef bestaat uit 182 veroordelingen. Het gaat hier om de volgende wetsartikelen:
- art. 244 Sr (seksueel binnendringen bij een kind beneden de 12 jaar),
- art. 245 Sr (seksueel binnendringen bij een kind van 12 tot 16 jaar),
- art. 247 Sr (ontucht met een kind beneden de 16 jaar),
- art. 249 lid 1 (ontucht met een aan de zorg toevertrouwde minderjarige).
Van dit onderzoek is in februari 2016 ‘Ontucht voor de rechter. Deel 1: De zaken’ gepubliceerd. Hierin werd de aard van de ontuchtzaken beschreven.
Voor de rechtspraktijk is met name hoofdstuk 4 interessant, te weten de factoren die van belang zijn voor het bepalen van de strafsoort en strafmaat door rechters.
Lees meer >
Verzonnen verkrachting, aanranding, seksueel misbruik
Geplaatst op: 19 augustus 2016Regelmatig komt het voor dat iemand volkomen ten onrechte wordt beschuldigd van verkrachting, aanranding of seksueel misbruik. Een dergelijke beschuldiging wordt verzonnen uit wraak, jaloezie, of andere redenen. Zedendelicten, zoals verkrachting, aanranding en seksueel misbruik zijn ernstige feiten waarop hoge straffen zijn gesteld. Het is dus belangrijk dat uiteindelijk de waarheid boven water kan worden gehaald. Alleen via een zeer kritische en harde ondervraging tijdens een getuigenverhoor kan een advocaat aantonen dat de verkrachting is verzonnen door tegenstrijdigheden die aan het licht komen tijdens de ondervraging tijdens het getuigenverhoor. Het is belangrijk dat u hierbij wordt bijgestaan door een ervaren advocaat met veel kennis en ervaring in verhoortechnieken in verkrachtingszaken.
Lees meer >
Tenlastelegging grootschalige kinderpornografie
Geplaatst op: 10 augustus 2016In HR 17 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3322 geeft de Hoge Raad nog eens weer hoe de tenlastelegging bij zaken met grootschalige kinderporno moet worden verwoord. Het is NIET de bedoeling dat er een verdeling in categorie komt, maar dat de tenlastelegging een representatieve selectie omvat van ten hoogste vijf afbeeldingen die volledig ten laste wordt gelegd.
Lees meer >
Vrijspraak bezit kinderporno bij vernietigde video
Geplaatst op: 29 juli 2016De verdachte had een minderjarige tijdens het douchen gefilmd, maar kort daarna heeft hij dat filmpje direct vernietigd. Daardoor is niet meer vast te stellen wat de verdachte precies heeft gefilmd en hoe een en ander in beeld is gebracht. Veroordeling voor bezit / vervaardigen kinderporno vereist minimaal een focus op geslachtsdelen etc.. Dat kan niet worden aangetoond en daarom wordt verdachte vrijgesproken (Rb Zeeland West-Brabant, 28 april 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:2601)
Lees meer >
Selectie afbeeldingen in tenlastelegging kinderporno
Geplaatst op: 29 juli 2016De rechtbank verklaart, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 17 november 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3322), de dagvaarding nietig omdat deze niet voldoet aan de eisen van het Wetboek van Strafvordering. Op de onderhavige tenlastelegging wordt een zakelijke weergave gegeven van wat er op de 63019 afbeeldingen te zien is. De tenlastelegging beperkt zich hiermee niet tot een beschrijving van een beperkte selectie afbeeldingen. Uit het arrest van de Hoge Raad volgt dat de tenlastelegging zich bij voorkeur zou moeten beperken tot het beschrijven van een selectie van een gering aantal afbeeldingen – zo mogelijk ten hoogste vijf – zonder in de tenlastelegging zelf enige aanduiding van of verwijzing op te nemen naar een wellicht grotere hoeveelheid waarvan die afbeeldingen deel uitmaken. De rechtbank zal om die reden de tenlastelegging nietig verklaren (rb Midden-Nederland, 4 mei 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:2523).
Lees meer >
Onduidelijkheid tenlastelegging kinderporno weggenomen door tonen foto’s op zitting
Geplaatst op: 29 juli 2016In de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam, 9 mei 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1777 was in de tenlastelegging niet duidelijk genoeg beschreven op welke kinderpornografische foto’s deze tenlastelegging nu was toegesneden. Het ging om een beperkte hoeveelheid afbeeldingen. Daarom werd ervoor gekozen om de afbeeldingen op zitting te tonen om de onduidelijkheid weg te nemen.
Lees meer >
Slechts klein gedeelte kinderporno, geen straf opgelegd
Geplaatst op: 29 juli 2016In de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, 22 juni 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:3789 ging het om een zeer bijzonder geval. De verdachte had zelf – steeds met toestemming van de ouders – foto’s gemaakt van minderjarige kinderen als naaktmodel. Deze foto’s waren al wat ouder en lag in de meeste gevallen niet de focus op de geslachtsdelen.
Voor een aantal foto’s, die wel als kinderporno werden aangemerkt, is de verdachte ontslagen van rechtsvervolging omdat het feit onder de gegeven omstandigheden niet strafbaar was. Het ging om foto’s van de 16-jarige dochter van verdachte, die samen met een achttienjarige vriendin stond afgebeeld. De dochter heeft hier destijds mee ingestemd en zij staat hier nog steeds achter. Niet is gebleken dat de afbeeldingen verder zijn verspreid of dat de dochter van verdachte door het vervaardigen en bewaren van de afbeeldingen is geschaad.
Voor het overige besloot de rechtbank geen straf op te leggen, mede ook vanwege het tijdsverloop.