Beoordelingskader ontucht met misbruik van gezag/vertrouwen
Het plegen van ontucht met misbruik van gezag/vertrouwen is strafbaar gesteld in artikel 249 Wetboek van Strafrecht (Sr.):
1. Hij die ontucht pleegt met zijn minderjarig kind, stiefkind of pleegkind, zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.
2. Met dezelfde straf wordt gestraft:
sub 1) de ambtenaar die ontucht pleegt met een persoon aan zijn gezag onderworpen of aan zijn waakzaamheid toevertrouwd of aanbevolen;
sub 2) bestuurder, arts, onderwijzer, beambte, opzichter of bediende in een gevangenis, rijksinrichting voor kinderbescherming, weeshuis, ziekenhuis, of instelling van weldadigheid, die ontucht pleegt met een persoon daarin opgenomen;
sub 3) degene die, werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht pleegt met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd.
Plegen van ontucht
Strafbaar is he plegen van ontucht. Het maakt niet uit van wie het initiatief is uitgegaan. Ook wanneer de ontucht is uitgelokt door het slachtoffer had de verdachte zich van zijn bijzondere verantwoordelijkheid bewust moeten zijn. Ook wanneer het slachtoffer heeft ingestemd met de handelingen, blijft het gedrag strafbaar
Bij ontucht gaat het om handelingen van seksuele aard die in strijd met de sociaal-ethische norm zijn. Het heeft een andere, meer geladen betekenis dan het begrip 'seksuele handelingen'. Al snel zal sprake zijn van handelingen die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm, nu de verantwoordelijke volwassene zich terughoudend dient op te stellen ten opzichte van de afhankelijke minderjarige. Van weerloosheid van de minderjarige hoeft niet zijn gebleken.
Indien er sprake is van ontucht in de hulpverlener-patient/clientrelatie is de hulpverlener alleen strafbaar wanneer de relatie met zijn patient/client een rol speelt. Indien er sprake is van vrijwilligheid en geen sprake is van enige vorm van afhankelijkheid, is er geen sprake van ontuchtige handelingen.
Zijn minderjarig kind of stiefkind
Bij de strafbaarstelling van het plegen van ontucht met zijn minderjarig kind of stiefkind is dat er sprake is van een afhankelijkheidsverhouding van het ten opzichte van de verdachte. Er moet sprake zijn van een overwichtsrelatie. Niet voldoende is de enkele vaststelling dat de verdachte de biologische vader van het kind is (HR 26 juni 1990, 1991, 95). Van een stiefkind is pas sprake na een huwelijk tussen de ouder en de verdachte (HR 7 januari 1997, NJ 1997, 361).
Aan zorg of waakzaamheid toevertrouwd
Van een aan de zorg of waakzaamheid toevertrouwd wordt al snel aangenomen. Hiervan is al sprake wanneer een kind met goedvinden va de ouders bij anderen logeert (HR 1 december 1998, NJ 1999, 181). Evenwel valt het enkele oppassen hier niet onder (HR 22 april 1997, 1997, 546). Niet vereist is dat de ouders wisten van de aanwezigheid van het kind bij de verdachte.
Aan opleiding toevertrouwd
Of er sprake is van toevertrouwen in het kader van een opleiding is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In sommige situaties valt hier de verhouding met de stagiaire onder, mits er uiteraard sprake is van een afhankelijkheidssituatie (zie o.a. HR 11 juni 2002, LJN: AE2033). Ook wanneer de ontuchtige handelingen worden gepleegd buiten de werk- of lesuren, valt dit onder de strafbaarstelling van art. 249 Sr.
Ten tijde van de ontucht moet evenwel sprake zijn van toevertrouwen in het kader van de opleiding (Rb Breda, 14 juli 2011, LJN: BR 1621).
Aan gezag onderworpen of aan waakzaamheid van ambtenaar toevertrouwd of aanbevolen
Hiervoor is vereist dat er sprake is van een juridische, geformaliseerde relatie tussen de ambtenaar en het slachtoffer. Wanneer het slachtoffer zich uit eigen beweging heeft onderworpen aan het gezag, is niet aan dit formele vereiste voldaan.
(zie o.a. HR 19 december 1989, NJ 1990, 292 en HR 30 mei 1995, NJ 1995, 620)
Opgenomen in een gevangenis, ziekenhuis, weeshuis, instelling van weldadigheid
Ondanks dat de term "opgenomen in" een causaal verband doet vermoeden tussen de ontucht en het opgenomen zijn, is dat volgens de Hoge Raad niet vereist (HR 21 juni 1960, NJ 1961, 417). Evenmin is vereist dat de ontucht in de ruimte van de ontucht plaatsvond.
Ook na beëindiging van de patiënt/arts-relatie kan er sprake zijn van ontucht, zelfs na uitschrijving uit het patiëntenbestand.
Onder een instelling van weldadigheid moet worden verstaan een inrichting van maatschappelijke zorg, zoals een bejaardentehuis, of een observatiecentrum voor kinderen.
Werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg
Hieronder alle hulpverleners bedoeld. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat een ieder wel zal begrijpen welke functionarissen hieronder worden begrepen. In de jurisprudentie hebben we de volgende voorbeelden voorbij zien komen: huisarts, psychiater, sportmasseur, sociotherapeut, mental coach.
Het gaat hier om een bescherming die geboden wordt tegen psychisch overwicht door de hulpverlener. Niet vereist is dat er sprake is van een behandelingsovereenkomst, of een andere zakelijke overeenkomst. Noch hoeft er sprake te zijn van een erkende hulpverlener.
> Seksuele relatie met hulpverlener
> Wanneer werkzaam in de gezondheidszorg
Bewijs en geloofwaardigheid en betrouwbaarheid verklaringen
In zedenzaken waar het gaat om de verdenking van misbruik van gezag, zal met name de beoordeling en waardering van het bewijs een belangrijke rol spelen in het strafproces. Is er voldoende wettig bewijs? Is het bewijs ook overtuigend? Zijn de verklaringen van de aangever/aangeefster ook geloofwaardig en betrouwbaar? Zitten er geen tegenstrijdigheden of onjuistheden in de afgelegde verklaringen? Omdat het bewijs en de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid zo'n belangrijke rol spelen in zedenzaken, hebben wij hier een apart hoofdstuk aan gewijd.