Concrete plaats en tijdstip voor ontmoeting en uitoefenen van druk is voldoende voor grooming
Nu verdachte een concrete plaats en tijdstippen voor het hebben van een ontmoeting met het slachtoffer heeft voorgesteld en het verwezenlijken van deze afspraak heeft getracht af te dwingen door druk op het slachtoffer uit te oefenen, is naar het oordeel van het hof voldaan aan het vereiste van “een voorstel voor een ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting” vlg Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 13 december 2017,ECLI:NL:GHSHE:2017:5514 onder verwijzing naar de uitspraak HR 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3140.
Beoordelingskader grooming
Artikel 248e Sr stelt grooming strafbaar. Het wetsartikel is gebaseerd op artikel 23 van het op 25 oktober 2007 te Lanzarote tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (Trb. 2008, 58) (Verdrag van Lanzarote). Bedoeling was de digitalisering en de ontwikkelingen in de techniek in ogenschouw nemend- op adequate wijze bescherming te bieden aan minderjarigen tegen bedoelingen van pedoseksuelen om daadwerkelijk een situatie te creëren waarin zij seksueel contact met die minderjarigen kunnen hebben.
Artikel 23 van het Verdrag van Lanzarote luidt:
Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn voor het strafbaar stellen van het doen van een voorstel, door middel van informatie- en communicatietechnologie, door een volwassene aan een kind dat de ingevolge artikel 18, tweede lid, vastgestelde leeftijd niet heeft bereikt, tot een ontmoeting met als vooropgezet doel het plegen van een overeenkomstig artikel 18, eerste lid, onderdeel a, of artikel 20, eerste lid, onderdeel a, strafbaar gesteld feit tegen hem of haar, wanneer dit voorstel is gevolgd door materiële handelingen die tot een dergelijke ontmoeting leiden.
In het implementatietraject heeft de wetgever gesteld dat de gedraging zoals omschreven in artikel 248e Sr ‘in feite’ een voorbereidingshandeling is, een bijzondere vorm van het voorbereiden van een ander zedendelict (Kamerstukken II 2008/09, 31 810, nr. 3 p. 9 en nr. 7, p. 8), en is er benadrukt dat de uitvoeringshandeling – de finaliserende handeling van grooming – van wezenlijk belang is voor zowel de handhaving als de strafwaardigheid van het handelen:
“De strafbaarstelling in het Verdrag vereist wel dat het gedrag van de dader zich concreti-seert tot een voorstel voor een ontmoeting met het kind gevolgd door ‘material acts leading to a meeting’. Er is voor strafbaarheid derhalve meer nodig dan het uitsluitend op internet communiceren met een kind en het daarbij maken van seksuele toespelingen. Een zodanige verschuiving van de strafbaarheid naar de voorfase zou te ver voeren en is bovendien niet goed handhaafbaar. Voor de strafwaardigheid is het wezenlijk dat de communicatiefase uitmondt in een voorstel voor een ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting. Deze gedragingen onderstrepen de vastheid van het voornemen van de dader om zijn digitaal misbruik daadwerkelijk om te zetten in het plegen van fysiek misbruik. Vanuit het oogpunt van een effectieve bescherming van kinderen is het zaak dat tegen deze gedragingen strafrechtelijk kan worden opgetreden.” (Kamerstukken II 2008/09, 31810, nr. 3, p. 6-7).
Blijkens de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 2008-2009, 31 810, nr. 3) is voor strafbaarheid van “grooming” ex artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht dus vereist dat de communicatiefase, waarbij de dader het kind verleidt tot het delen van intimiteiten en op die wijze het kind in de digitale wereld vatbaar maakt voor seksueel misbruik in de fysieke wereld, uitmondt in een voorstel voor een ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting.
Deze bevindingen en de jurisprudentie (zoals ECLI:NL:HR:2014:3140) leiden kort gezegd tot de conclusie dat vereist is, wil er sprake zijn van een voltooide grooming, dat een ontmoeting wordt voorgesteld met het oogmerk op het plegen van ontuchtige handelingen en dat voorbereidingen, gericht op het verwezenlijken van de ontmoeting, zijn getroffen. Deze voorbereidingen moeten concrete vormen hebben aangenomen, maar niet is vereist dat ieder onderdeel van de afspraak volledig is ingevuld. Onder omstandigheden, bijvoorbeeld als betrokkenen elkaars telefoonnummer hebben, kunnen ook op onderdelen globale afspraken voldoende zijn.
Hof: Grooming bewezen
Anders dan de rechtbank, de advocaat-generaal en de raadsman komt het hof tot het oordeel dat het primair ten laste gelegde bewezen is.
Het hof legt daaraan het volgende ten grondslag. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt van de navolgende feiten en/of omstandigheden:
- verdachte heeft met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 2000, seksueel getinte WhatsApp gesprekken gevoerd en verdachte wist dat [slachtoffer] 14 of 15 jaar was;
- deze Whatsapp gesprekken gingen veelal over seksuele onderwerpen, waarbij verdachte kenbaar maakte dat hij hoopte op een discrete relatie met [slachtoffer] ;
- verdachte heeft bij herhaling bij [slachtoffer] aangedrongen op een ontmoeting. Hij heeft daartoe gevraagd of [slachtoffer] zaterdag overdag kon, aangegeven dat hij, verdachte, vrijdagavond ook alleen was, voorgesteld om [slachtoffer] op te halen in het winkel-centrum van diens woonplaats [woonplaats] en herhaaldelijk gevraagd wanneer hij, verdachte, zou horen of [slachtoffer] kon;
- verdachte en [slachtoffer] woonden in [woonplaats] respectievelijk [woonplaats] ; zij wisten dat ook van elkaar. Ze hadden elkaars telefoonnummer.
Gelet op voormelde feiten en/of omstandigheden is het hof van oordeel dat aan bovenge-noemd vereiste van “een voorstel voor een ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting” is voldaan, nu verdachte een concrete plaats en tijdstippen voor het hebben van deze ontmoeting met [slachtoffer] heeft voorgesteld en voorts het verwezenlijken van deze afspraak heeft getracht af te dwingen door druk op [slachtoffer] uit te oefenen. Het doel van verdachte daarbij was, zoals blijkt uit de inhoud van de WhatsApp-gesprekken, het plegen van ontuchtige handelingen (gemeenschap) met [slachtoffer] .
Het enkele feit dat het tijdstip van de ontmoeting nog globaal was (vrijdag of zaterdag aanstaande) doet aan het vorenstaande niet af. Daarbij acht het hof nog van belang dat verdachte en [slachtoffer] elkaars telefoonnummer hadden, zodat op elk gewenst moment het tijdstip bekend kon worden gemaakt.