erkrachting door feitelijkheden: familierelatie, leeftijdsverschil, onverhoeds en gebiedend handelen
Verkrachting kan ook op bepaalde feitelijkheden worden gebaseerd, waaruit dan de dwang kan worden afgeleid. In deze zaak ging het om een familierelatie tussen de verdachte en aangeefster, het leeftijdsverschil, het onverhoeds handelen en het gebiedend handelen (Rb Den Haag, 26 september 2019, NL:RBDHA:2018:11478).
Om tot een bewezenverklaring van verkrachting te komen, dient te worden vastgesteld dat de verdachte door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat geen sprake is geweest van geweld, bedreiging met geweld of bedreiging met een andere feitelijkheid. De vraag resteert dan of sprake is geweest van “andere feitelijkheden” waardoor de verdachte [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van de ten laste gelegde seksuele handelingen.
De feitelijkheden hebben in deze zaak bestaan uit het volgende. De verdachte is naast [slachtoffer 1] op zijn hurken gaan zitten toen zij in bad zat, en heeft toen onverhoeds haar borsten en vagina betast. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij toen verstijfde en niet wist wat te doen. Zij zat in bad op dat moment en kon niet weg. Ook heeft de verdachte door [slachtoffer 1] door middel van een appje geboden om naar boven te gaan en “iets leuks” aan te trekken. Vervolgens heeft hij [slachtoffer 1] met haar armen en benen vastgebonden aan zijn bed, haar een slaapmasker opgezet en haar kleding uitgetrokken. Deze handelingen vonden plaats tegen de achtergrond van de familierelatie tussen [slachtoffer 1] en de verdachte. De verdachte is haar – ruim dertig jaar oudere – stiefvader en hij beschouwde [slachtoffer 1] als zijn eigen dochter.21 Ook was sprake van een afhankelijkheidsrelatie van [slachtoffer 1] ten opzichte van de verdachte. Dit wordt geïllustreerd door de schriftelijke verklaring die [slachtoffer 1] bij haar aangifte heeft gevoegd, waarin zij schrijft dat zij graag liefde wilde voelen van de verdachte omdat zij geen contact meer had met haar biologische vader en dat zij vaderliefde opzocht.22 De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de verdachte zowel geestelijk als fysiek overwicht had op [slachtoffer 1] , en dat de verdachte zich hiervan ook bewust was.
Hiervan heeft de verdachte misbruik gemaakt. Door binnen die familie- en afhankelijkheidsrelatie bovengenoemde handelingen te verrichten – onverhoeds, op gebiedende wijze – heeft hij voor [slachtoffer 1] een zodanig bedreigende sfeer doen ontstaan dat het voor haar zo moeilijk was om zich aan de seksuele handelingen van de verdachte te onttrekken, dat kan worden gesproken van dwang. Ook dit wordt treffend geïllustreerd door voornoemde verklaring van [slachtoffer 1] , waarin zij schrijft dat zij bang was dat de verdachte haar niet meer als dochter zou willen hebben en zij hem dus kwijt zou raken, als zij nee zou zeggen tegen de seksuele handelingen.23