Filmen in kleedhokje levert geen vervaardigen van kinderporno op
Het filmen in een kleedhokje waar meisjes zich omkleden, kan niet worden aangemerkt als het vervaardigen van kinderporno. Dit volgt o.a. uit een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, 17 maart 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:2161. Het gaat immers om gedragingen van de meisjes in hun natuurlijke omgeving waarbij niet expliciet wordt ingezoomd op de geslachtsdelen.
De rechtbank overwoog het volgende:
“Verdachte wordt – kort gezegd – verweten: een gewoonte maken van het vervaardigen, bezitten en verspreiden van kinderpornografische afbeeldingen, welke afbeeldingen bestonden uit door verdachte heimelijk in kleedkamers van hockeyverenigingen gemaakte filmopnamen van minderjarige meisjes en zogeheten ‘stills’ uit die opnamen.
Verdachte heeft toegegeven dat hij bij twee verschillende hockeyverenigingen met behulp van een verborgen camera heimelijk filmopnamen heeft gemaakt van minderjarige meisjes, die zich aan het omkleden waren en dat hij stilstaande beelden uit die films op zijn telefoon heeft gezet. Door verbalisanten van het Team Bestrijding Kinderpornografie en Kinder-sekstoerisme (TBKK) zijn de leeftijden van de meisjes geschat tussen de 14 en 18 jaar.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de in de tenlastelegging genoemde afbeeldingen zijn aan te merken als afbeeldingen van seksuele gedragingen als bedoeld in 240b van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Op grond van de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie moet worden aangenomen dat artikel 240b Sr vooreerst ziet op een afbeelding van een gedraging van expliciet seksuele aard, zoals die aan de hand van de afbeelding zelf kan worden vastgesteld, waaronder begrepen het op zinnenprikkelende wijze tonen van de geslachtsdelen of de schaamstreek. Het gaat hierbij om een gedraging die reeds door haar karakter strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling. Voorts ziet artikel 240b Sr op een afbeelding die weliswaar niet een gedraging van expliciet seksuele aard in de hiervoor aangegeven zin toont, maar die, gelet op de wijze waarop zij is tot stand gekomen, eveneens strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling. (Hoge Raad 7 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO6446).
Het is evident dat de afbeeldingen in kwestie, opnamen van zich omkledende meisjes in een kleedkamer, geen gedragingen van expliciet seksuele aard laten zien zoals hierboven bedoeld. Immers, filmopnamen van (deels) naakte minderjarigen kunnen als zodanig nog niet beschouwd worden als een afbeeldingen van een seksuele gedraging.
Is er dan sprake van afbeeldingen die, gelet op de wijze waarop zij tot stand zijn gekomen, strekken tot het opwekken van seksuele prikkeling?
Wat betreft de wijze van totstandkoming van de afbeeldingen stelt de rechtbank het volgende vast:
Uit het dossier volgt dat de filmopnamen in de kleedkamer zijn gemaakt met een videocamera die was verborgen in een met een traliewerk afgesloten locker. Dit traliewerk belemmert het zicht op wat zich in de kleedkamer afspeelt aanzienlijk. De beelden zijn statisch, dat wil zeggen dat er geen sprake is van wisselende camerastandpunten of van inzoomen.
Uit de beschrijving van de beelden door de verbalisant(en) blijkt niet meer dan dat er meisjes op te zien zijn die zich omkleden en/of naar de doucheruimte lopen, waarbij zij kortstondig (deels) ontkleed in beeld komen.
De afbeeldingen zijn niet opgenomen in een onnatuurlijke context of ambiance, maar in een voor de betreffende personen natuurlijke en vertrouwde omgeving, waarin zij zich op een natuurlijke wijze gedragen. Het wezen van een sportkleedkamer is immers dat mensen zich daar kortstondig geheel of gedeeltelijk ontkleden. De beelden beperken zich tot de kleedkamer; de doucheruimte komt niet in beeld. Er is geen sprake van een onnatuurlijke of uitdagende houding van de afgebeelde personen en het camerastandpunt is niet zodanig dat de nadruk ligt op het in beeld brengen van geslachtsdelen. Evenmin is sprake van poseren of doen poseren. Verdachte had verder geen enkele invloed op het gedrag van de meisjes ten tijde van de heimelijke opnamen. Daarom is geen sprake van gedragingen waartoe de minderjarigen door verdachte zijn gebracht, noch van afbeeldingen waarbij is gericht en/of ingezoomd op bepaalde lichaamsdelen van de minderjarigen. Hierin verschilt deze zaak dan ook van de in dit verband regelmatig aangehaalde zaak waarin de Hoge Raad het oordeel van het Hof in stand liet dat heimelijk gemaakte opnamen wel kinderporno opleverden. In die zaak immers had de verdachte eerst buiten medeweten van de minderjarige zijn mobiele telefoon zodanig in de badkamer opgesteld dat de focus van de camera op de hoogte van de geslachtsdelen van de minderjarige stond afgesteld en heeft hij vervolgens de minderjarige opgedragen om zich te gaan douchen, waarbij filmopnamen zijn gemaakt van diens ontblote geslachtsdelen. (ECLI:NL:HR:2014:1359)
Uit de verklaringen van verdachte valt weliswaar af te leiden dat het hem bij het maken van de opnamen mede te doen was om de naaktheid van minderjarige meisjes in de leeftijd vanaf 13 à 14 jaar in beeld te krijgen, maar uit diens verklaringen blijkt niet dat de filmopnamen eerst en vooral strekten tot het opwekken van seksuele prikkeling. Ook overigens biedt het onderzoek ter terechtzitting geen basis voor deze slotsom.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de gewraakte afbeeldingen geen afbeeldingen van seksuele handelingen in de zin van artikel 240b Sr opleveren.
Het gegeven dat verdachte ook in het bezit was van een aanzienlijke hoeveelheid ‘reguliere’ kinderporno, zoals de rechtbank hierna onder feit 3. bewezen zal achten, maakt dit oordeel niet anders.
De officier van justitie heeft bij haar andersluidende standpunt mede betrokken de door haar gerechtvaardigd genoemde conclusie dat verdachte pedoseksuele neigingen heeft. De rechtbank kan die conclusie echter niet delen, met name ook niet op basis van de bevindingen van de rapporterend psychologisch deskundige, dr. R.A.R. Bullens.
De officier van justitie heeft in haar argumentatie nog benadrukt dat verdachte van de heimelijke kleedkamerfilms met zijn telefoon zogenaamde ‘stills’ heeft gemaakt, waarbij nadrukkelijk is gekozen voor beelden waarop de meisjes geheel naakt te zien zijn.
De rechtbank is echter van oordeel dat niet valt in te zien hoe een filmopname die, zoals hiervoor is vastgesteld zélf geen afbeelding van een seksuele gedraging in de zin van artikel 240b Sr vormt, door het enkele selecteren, isoleren en vastleggen van een bepaald beeld daarop, kan worden tot een afbeelding van seksuele gedraging(en). (vergelijk Hoge Raad 31 januari 2012, NJ 2012/103)
De rechtbank acht om die reden ook de ‘stills’ geen afbeeldingen van seksuele gedragingen.
Concluderend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door verdachte heimelijk gemaakte filmopnamen en de daarvan vervaardigde ‘stills’ geen afbeeldingen zijn van seksuele gedragingen in de zin van artikel 240b Sr en derhalve geen kinderporno opleveren. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.”