foto’s en videofilms kinderporno moet gespecificeerd worden in tenlastelegging
Aan de tenlastelegging van kinderporno worden bijzondere eisen gesteld. De tenlastelegging moet volgens artikel 261 Sv. voldoende concreet en duidelijk zijn. Dit betekent dat de seksuele handelingen nader beschreven moeten worden in de tenlastelegging. Gebeurt dat niet, dan moet de dagvaarding nietig worden verklaard.
Tenlastelegging kinderporno
Deze eisen zien we ook weer in de uitspraak van de rechtbank Limburg, 16 april 2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:3671. Aan verdachte was ten laste gelegd – zakelijk samengevat – dat hij:
feit 1:
2616 foto’s en/of 1779 video’s en/of gegevensdragers bevattende kinderpornografische afbeeldingen in bezit heeft gehad; en
feit 2:
52 foto’s en/of 1 video bevattende kinderpornografische afbeeldingen heeft verspreid, verworven en of aangeboden.
Geen van die afbeeldingen is benoemd en beschreven in de tenlastelegging dan wel in het dossier De in beide feiten verfeitelijkte seksuele gedragingen zijn een weergave van de volgens de collectiescan in het materiaal aangetroffen hoofd- en subcategorieën; steeds als en/of tenlastegelegd. Iedere verwijzing naar afzonderlijke gespecificeerde afbeeldingen ontbreekt in de collectiescan en in de tenlastelegging.
Eisen Hoge Raad
In het arrest van de Hoge Raad d.d. 20 december 2011 (NJ 2012, 147) en in – onder andere – de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch d.d. 10 februari 2014 (ECLI:NL:GHSHE:2014:317) wordt overwogen dat ook bij het bezit van grote hoeveelheden kinderporno het Openbaar Ministerie duidelijk moet concretiseren welke afzonderlijke strafbare feiten op de aangetroffen afbeeldingen worden geïdentificeerd. Het is niet voldoende als in globale beschrijvingen wordt aangegeven welke gedragingen op niet nader genoemde fotos en/of video’s zichtbaar zijn, ook al zijn deze gedragingen bijvoorbeeld vastgesteld door middel van een zogenaamde collectiescan.
In onderhavige zaak is door de officier van justitie gekozen voor deze door de Hoge Raad en meerdere Gerechtshoven verworpen manier van tenlasteleggen.
Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank dat de onderhavige tenlastelegging onvoldoende de afzonderlijke strafbare feiten identificeert die de tenlastelegging op het oog heeft, waardoor deze onvoldoende feitelijke betekenis heeft en niet voldoet aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.
Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat de dagvaarding nietig dient te worden verklaard.
Zie ook Rechtbank Noord-Holland, 23 april 2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:3705😐
Vooropgesteld moet worden dat aan de term “afbeelding van een seksuele gedraging” in de zin van art. 240b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op zichzelf onvoldoende feitelijke betekenis toekomt. Zonder feitelijke omschrijving van die afbeelding in de tenlastelegging voldoet de dagvaarding niet aan de in art. 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) gestelde eis van opgave van het feit (HR 20 december 2011, LJN BS1739).
Rechtbank Gelderland, 14 oktober 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:6471
De steller van de tenlastelegging heeft er, voor wat betreft feit 1, voor gekozen om te volstaan met een aantal algemene omschrijvingen van seksuele gedragingen, zonder enige beschrijving van specifieke representatieve afbeeldingen. Aan de term ‘afbeelding van een seksuele gedraging’ in de zin van art. 240b, eerste lid, Sr komt op zichzelf onvoldoende feitelijke betekenis toe. Zonder feitelijke omschrijving van die afbeelding in de tenlastelegging voldoet de dagvaarding niet aan de in art. 261, eerste lid, Sv gestelde eis van opgave van het feit (vgl. HR 28 september 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ3710, NJ 2004/684). Er bestaat geen grond anders te oordelen in het geval de tenlastelegging betrekking heeft op meer afbeeldingen. Ingeval het gaat om een groot aantal afbeeldingen of indien, zoals in de onderhavige zaak, is tenlastegelegd dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het misdrijf, kan de steller van de tenlastelegging zich ingevolge de jurisprudentie van de Hoge Raad beperken tot de omschrijving van een selectie van (representatieve) afbeeldingen (vgl. HR 20 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BS1739, NJ 2012/147 en HR 24 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1497).
Nu onder feit 1 geen enkele afbeelding specifiek omschreven is, is de rechtbank van oordeel dat de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde nietig moet worden verklaard.
< Terug naar Meer informatie kinderporno