Kenmerken, situaties, oorzaken en gevolgen van valse aangiften door minderjarigen bij zedenfeiten
“Wat zijn de kenmerken, situaties, oorzaken en gevolgen van valse aangiften door minderjarigen bij zedenfeiten ten aanzien van de vermeende dader?”. Deze wordt beantwoord door de verschillende onderdelen van de vraag onder te brengen in verschillende hoofdstukken.
Bovendien werd er nog een hoofdstuk aan toegevoegd, waarin aanbevelingen werden gemaakt naar de toekomst toe. In het eerste hoofdstuk wordt het onderzoeksobject afgebakend en wordt een definitie van de valse aangiften voorgesteld. In dit hoofdstuk wordt achterhaald dat de valse aangiften een historisch gegroeid fenomeen zijn. Sinds de jaren ‘80 kwam er geleidelijk aan een stijging van de valse aangiften. De verschillende oorzaken die daarvan aan de basis lagen, komen in dit hoofdstuk eveneens aan bod. In hoofdstuk twee wordt dieper ingegaan op de typische situaties voor de valse aangiften en wordt ook gekeken naar de prevalentie van de valse aangiften. Belgische cijfers zijn onbestaande, maar er zijn wel enkele studies verricht die een schatting geven van het fenomeen. Hierbij kwam naar voor dat er twee soorten onderzoeken plaatsvonden.
De eerste soort bevat de algemene cijfers, waarbij het percentage valse aangiften op 7-8% word geschat. De tweede soort bevat cijfers van onderzoeken waarbij enkel wordt gekeken naar het aantal valse aangiften bij echtscheidings- en voogdijprocedures, daar stranden de cijfers veel hoger en halen ze pieken tot 55%. Met dit hoofdstuk wordt dus al het deel “situaties” van de centrale vraag beantwoord dader”. In hoofdstuk drie komt het wettelijk kader aan bod. Centraal hierbij staat het feit dat men zich schuldig maakt aan een lasterlijke aangifte. In 2000, bijna tien jaar geleden werd door de wetgever tegemoet gekomen aan het stijgend aantal valse aangiften, met deze wet beoogden ze de straffeloosheid tegen te gaan. Uit de praktijk blijkt evenwel dat kinderen die een valse aanklacht indienen daar nooit voor vervolgd worden. Minderjarigen krijgen dus geen sancties. Een vierde hoofdstuk behandelt de kenmerken van de minderjarigen en beantwoordt hiermee ook een deel van de centrale vraag. Eerst wordt op zoek gegaan naar kenmerken die steeds terugkwamen bij de minderjarigen. Vaststaande typologieën worden niet gevonden, aangezien er nog geen onderzoek naar gebeurd is. Wel worden vier subtypes onderschreven van kinderen die meer risico lopen op het indienen van een valse aangifte. In hoofdstuk vijf wordt getracht kenmerken te achterhalen van de vermeende daders. Ook hier zijn geen vaststaande elementen in de wetenschappelijke literatuur naar voor gekomen, dit heeft te maken met het feit dat echt iedereen slachtoffer kan worden. Wel worden er kwetsbare groepen onderscheiden, meer bepaald: leerkrachten, pleeggezinnen, therapeuten of artsen, vaders of stiefvaders en tot slot de groep van opvoeders of kinderoppassers. In een volgend hoofdstuk komen oorzaken en verklaringen aan bod. Hier word gekozen om een opdeling te maken tussen bewuste en onbewuste oorzaken. Opvallend hierbij is dat er toch wel een redelijk aantal oorzaken zijn die aan de basis van een valse aangifte kunnen liggen, gaande van psychologische problemen en fantasie tot doelbewuste leugens. Verder wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan het theoretische luik. Het constructivisme verklaart het fenomeen van de valse aangiften vanuit een maatschappelijk oogpunt. De valse aangiften worden geconstrueerd door onze samenleving. Daarnaast staat de theorie van Freud centraal als antwoord op de vraag waarom de valse aangiften voorkomen. Hij is de grondlegger van de psychologische verklaringen achter de valse aangiften. Hij concludeert dat de herinneringen van seksueel misbruik denkbeeldige fantasieën waren. In hoofdstuk 7 wordt het laatste onderdeel van de centrale vraag beantwoord en wordt er dieper ingegaan op de verschillende gevolgen voor het kind, voor de vermeende dader en voor onze maatschappij. Uit dit hoofdstuk komt naar voor dat de gevolgen voor vele actoren en dan voornamelijk voor de vermeende dader, ernstige proporties aannemen. Verdachten worden normaal gezien pas schuldig bevonden wanneer dit echt bewezen is, maar paradoxaal genoeg gaat dit niet op voor verdachten van zedenfeiten. Beschuldigd worden van een zedenfeit veroorzaakt een levenslang stigma. Ook voor de kinderen zijn er gevolgen, want zij worden onderworpen aan verschillende onderzoeken en therapieën. Verder zijn er ook heel wat gevolgen voor andere maatschappelijke actoren zoals politie, justitie, parket, hulpverleners en rechters. In het laatste hoofdstuk wordt meer de praktische kant van het verhaal belicht. Er wordt gekeken naar enkele kenmerken om een valse aangifte te herkennen en ook de situatie van het verhoor van minderjarigen wordt uiteengezet. Daarnaast worden enkele aanbevelingen naar de toekomst geformuleerd. Hierbij is er één aandachtspunt dat hopelijk ook in België zal geïmplementeerd worden, namelijk het oprichten van een commissie of groep die tracht te voorkomen dat personen worden beschuldigd van een seksueel misbruik zonder de aanwezigheid van concrete bewijzen. Vandaag de dag moet politie en justitie een groot aantal zedenzaken behandelen. Het zou een mogelijke oplossing zijn een expertgroep op te richten, deze oordeelt of er eventueel sprake is van een valse aangifte, net zoals de “Landelijke Expertgroep Bijzondere Zedenzaken”, naar het voorbeeld van Nederland. Uit de evaluatie blijkt dat die expertgroep zijn doel niet gemist heeft. In 69% van de zaken uit de verslagperiode 2003-2007 concludeert de Expertisegroep dat er sprake is van onvoldoende aanwijzingen (tegenstrijdigheden, onjuistheden, onmogelijkheden, ernstige tekortkomingen) en wordt geadviseerd het onderzoek te stoppen. Ik hoop dat door het belichten van al deze aspecten de doelstelling van deze masterproef, namelijk het fenomeen van de valse aangiften mede onder de aandacht te brengen, bereikt is. Uit de literatuur wordt wel duidelijk dat dergelijke beschuldigingen grote gevolgen hebben voor onze samenleving. Er kan dus gesteld worden dat dit fenomeen in de toekomst escalerende gevolgen kan hebben. Ondanks het feit dat er nog te weinig correct wetenschappelijke data zijn om het fenomeen in kaart te brengen en om de omvang van het probleem te vatten, groeit toch het bewijs dat foute beweringen van zedenfeiten door minderjarigen een ernstig probleem vormen. Terwijl velen geloven dat valse aangiften van zedenfeiten vaker voorkomen, weet niemand zeker hoe omvangrijk het probleem echt is. Sommige welzijnswerkers zeggen dat het een uitzonderlijk verschijnsel is, terwijl advocaten en politiemensen beweren dat het probleem wijd verspreid raakt en een echte “epidemie” veroorzaakt. De waarheid zal zich wellicht ergens tussenin bevinden. Zoals aangetoond in deze masterproef hebben dergelijke foute beweringen diepgaande gevolgen voor de kinderen, voor hun families, voor het publiek en voor de organisaties die opkomen voor het kinderwelzijn. Onze maatschappij heeft een zekere duurzame interesse in het beschermen van kinderen als slachtoffer van seksueel misbruik. Maar bij uitvoering van deze missie moet ook voldoende aandacht besteed worden aan het beschermen van de rechten van de vermeende dader. Dat impliceert voornamelijk het recht op een eerlijk proces en op bescherming tegen de personen die een foute getuigenis afleggen. Voldoende aandacht dient besteed te worden aan de bewijslast, zowel à charge als à decharge. Door een professionele onoplettendheid van de betrokken actoren bij het probleem van de valse aangiften, riskeren we dat de maatschappij vervreemdt van de openbare rust die er in ons systeem heerst ter bescherming van kinderen. Alle aanbevelingen uit de hoofdstukken dienen in acht genomen te worden, indien we willen voorkomen dat dit probleem (verder) escaleert in onze samenleving. Aangezien het een historisch gegroeid fenomeen is moeten we opletten dat deze gevolgen niet gaan escaleren naar de toekomst toe. We weten immers niet hoe deze evolutie zich in de toekomst zal verder zetten.
< Terug naar Meer informatie "geloofwaardigheid en betrouwbaarheid"