Ontucht c.q. feitelijke aanranding (art. 246 Sr)
Onder ontuchtige handelingen moeten worden verstaan alle handelingen met een seksuele strekking die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Het is meer een verzamelnaam voor seksueel ongewenst gedrag. Ontucht wordt in de wet ook wel feitelijke aanranding genoemd, in die zin dat het dwingen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen als feitelijke aanranding van de eerbaarheid wordt gekwalificeerd.
Ontucht/feitelijke aanranding in de wet
Ontucht, oftewel feitelijke aanranding van de eerbaarheid is strafbaar gesteld in artikel 246 Wetboek van Strafrecht (Sr.): “Hij die door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingt tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, wordt, als schuldig aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.”Ontuchtige handelingen
Of bepaalde handelingen als ontuchtig moeten worden aangemerkt is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, en dient telkens in de context van de gedragingen te worden beantwoord. Getoetst wordt allereerst of de handelingen een seksuele strekking hebben gehad, en als dat zo was, of de handelingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Soms kunnen bepaalde handelingen wellicht als grensoverschrijdend worden aangemerkt, maar hoeven deze handelingen niet perse (ook) ontuchtig te zijn. Zo heeft de Hoge Raad op 31 mei 2011 bepaald dat het kussen van een ander op de wang, en het aanraken en wrijven over andermans been niet ontuchtig was. Zie ook: frikandel in anus gestopt (Gerechtshof Leeuwarden: vrijspraak, in reactie op ECLI:NL:RBLEE:2008:BF7034) N.B. uitzonderingen: ontucht zonder seksuele bijbedoeling- Gerechtshof Amsterdam, 9 mei 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1778
Dwang en dwangmiddelen
Om van dwang in de zin van artikel 246 Sr. te kunnen spreken, moeten er aan bepaalde voorwaarden zijn voldaan:- De eerste noodzakelijke voorwaarde voor de dwang in de zin van artikel 246 Sr is de onvrijwilligheid. Daarbij gaat het om de ten tijde van de ontuchtige handelingen door het slachtoffer besefte onvrijwilligheid. Dwang moet als dwang worden ervaren en wel op het moment van handelen zelf. Hieruit volgt dat van onvrijwilligheid geen sprake kan zijn als het meisje de ontuchtige handelingen op dat moment niet heeft gemerkt. Wie niets heeft gemerkt, kan ook niet zijn gedwongen. Ook niet als het slachtoffer, pas achteraf kennis nemend van die ontuchtige handelingen, verklaart deze niet te hebben gewild. Daarnaast is vereist dat de onvrijwilligheid gericht was op de ontuchtige handelingen. Het slachtoffer moet de seksuele handelingen (de ontucht) niet gewild hebben.
- Tweede voorwaarde om van dwang in de zin van artikel 246 Sr te kunnen spreken is de onvermijdelijkheid. Daarvan is sprake als het slachtoffer redelijkerwijs niets anders kon doen dan de handelingen te dulden en zij zich niet of alleen heel moeilijk aan de situatie kon onttrekken. Dwangmiddelen moeten van een voldoende kaliber zijn om van dwang te kunnen spreken.
- Derde voorwaarde voor de dwang is de opzet van verdachte op de dwang. Van dwingen kan slechts sprake zijn als verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de ontuchtige handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Ook bij voorwaardelijk opzet, waarbij verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer de handelingen tegen haar wil ondergaat, is er sprake van opzet op de dwang.