Opnemen van seksuele handelingen via webcam is geen ontucht
Het opnemen van seksuele handelingen via de webcam levert nog geen ontucht (art. 247 Sr.) op. Eerder zou dan gedacht kunnen worden aan het vervaardigen van kinderporno (art. 240b Sr.). Dit volgt ook uit de jurisprudentie.
Rechtbank Roermond, 22 april 2011,ECLI:NL:RBROE:2011:BQ3544
Bij het begrip ontuchtige handelingen gaat het om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal ethische norm. Het ontuchtige karakter van een seksuele handeling – zoals het deels ontkleden of het laten zien van een bh of boxer – is niet in de handeling zelf gelegen, maar vloeit voort uit de begeleidende omstandigheid dat deze handeling onder dwang heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt dan ook dat het geheel of gedeeltelijk ontkleden, waar bij de verschillende slachtoffers sprake van was, voor zover dit onder dwang geschiedde een seksuele handeling was die onder dwang plaatsvond. Daarmee staat vast dat het een ontuchtige handeling is als bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
De strafbare gedraging van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht betreft het buiten echt plegen van ontucht met iemand die de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt. Fysiek contact tussen de verdachte en het slachtoffer is daarvoor geen voorwaarde. De rechtbank baseert zich daarbij op de uitspraak van de Hoge Raad van 30 november 2004 (LNJ: AQ0950) waarin is bepaald dat van ontucht met een minderjarige als bedoeld in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht onder omstandigheden ook sprake kan zijn zonder dat de gepleegde seksuele gedragingen gepaard gaan met lichamelijke aanrakingen. Van deze omstandigheden is sprake nu de verdachte middels chatgesprekken, waarbij gebruik gemaakt werd van een webcam meisjes heeft overgehaald tot het plegen van ontuchtige handelingen bij zich zelf.
In zijn requisitoir heeft de officier van justitie betoogd dat het heimelijk maken van foto’s middels een webcam blijkens jurisprudentie aanranding kan opleveren en verwijst hierbij naar een uitspraak van de rechtbank Haarlem. Voor zover de officier van justitie heeft willen betogen dat de verdachte zich door “het zonder toestemming onverhoeds en heimelijk maken van afbeeldingen en/of filmen (middels) een webcam van bovengenoemde ontuchtige handelingen” op zich al aan aanranding heeft schuldig gemaakt, zal de rechtbank de officier van justitie niet volgen. In de tenlasteleggingen heeft de officier van justitie dit maken van afbeeldingen en/of filmen immers geplaatst als omschrijving van de feitelijkheden die hebben geleid tot de ontuchtige handelingen die door de slachtoffers bij zich zelf zijn gepleegd en niet als omschrijving van de ontuchtige handelingen zelf. De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of deze feitelijkheid de dwang oplevert van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat slachtoffers die geen wetenschap hebben van het maken van afbeeldingen en/of filmen zich niet door deze activiteiten van de verdachte gedwongen kunnen hebben gevoeld om ontuchtige handelingen te plegen.
< Terug naar Meer informatie ontucht c.q. feitelijke aanranding