Vrijspraak bezit kinderporno bij vernietigde video
De verdachte had een minderjarige tijdens het douchen gefilmd, maar kort daarna heeft hij dat filmpje direct vernietigd. Daardoor is niet meer vast te stellen wat de verdachte precies heeft gefilmd en hoe een en ander in beeld is gebracht. Veroordeling voor bezit / vervaardigen kinderporno vereist minimaal een focus op geslachtsdelen etc.. Dat kan niet worden aangetoond en daarom wordt verdachte vrijgesproken (Rb Zeeland West-Brabant, 28 april 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:2601)
Feiten: filmen onder de douche
De rechtbank stelt vast, gelet op de verklaring van [benadeelde] en de verklaring van verdachte bij de politie en ter zitting, dat verdachte op 3 juli 2012 foto’s en filmopnamen heeft gemaakt van [benadeelde] , terwijl [benadeelde] bij verdachte thuis in Kruiningen naakt onder de douche stond. Volgens verdachte moest [benadeelde] douchen omdat hij in zijn broek had geplast. Verdachte heeft vervolgens de betreffende afbeeldingen en beeldopnamen vernietigd nog voordat een derde deze heeft kunnen bekijken. Hij heeft ter zitting uitdrukkelijk ontkend dat hij seksuele intenties had bij het maken van de foto’s en filmopnamen. Hij verklaarde dat hij slechts een herinnering wilde hebben aan een gezellig samenzijn met [benadeelde] die enige tijd bij hem had doorbracht in de woning.
De rechtbank stelt voorop dat zij de omstandigheid dat verdachte foto’s en filmopnamen heeft gemaakt van een voor hem zo goed als onbekende (jonge) jongen onder de douche, minst genomen bedenkelijk acht.
Juridisch beoordelingskader kinderporno
Zij ziet zich echter voor de vraag gesteld of voornoemde afbeeldingen en beeldopnamen seksuele gedragingen omvatten, zoals bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft in dat kader in zijn arrest van 7 december 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BO6446, NJ 2011/81) overwogen dat moet worden aangenomen dat artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht vooreerst ziet op een afbeelding van een gedraging van expliciet seksuele aard, zoals die aan de hand van de afbeelding zelf kan worden vastgesteld, waaronder begrepen het op zinnenprikkelende wijze tonen van de geslachtsdelen of de schaamstreek. Het gaat hierbij om een gedraging die reeds door haar karakter strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling. Voorts ziet artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht op een afbeelding die weliswaar niet een gedraging van expliciet seksuele aard in de hiervoor aangegeven zin toont, maar die, gelet op de wijze waarop zij is tot stand gekomen eveneens strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling. Hierbij kan het gaan om een afbeelding van iemand in een houding of omgeving die weliswaar op zichzelf of in andere omstandigheden ‘onschuldig’ zou kunnen zijn, maar die in het concrete geval een onmiskenbaar seksuele strekking heeft, aldus (nog steeds) de Hoge Raad.
Seksuele gedragingen niet vast te stellen
Voor een antwoord op de vraag of de afbeeldingen en beeldopnamen die verdachte van [benadeelde] heeft gemaakt, afbeeldingen van seksuele gedragingen zijn, moet de rechtbank dus beoordelen of deze afbeeldingen en beeldopnamen onder één van de door de Hoge Raad genoemde categorieën vallen.
De rechtbank stelt, gelet op het voorgaande, vast dat deze beoordeling moet worden gebaseerd op hetgeen op de gemaakte afbeeldingen en beeldopnamen kan worden waargenomen. De rechtbank moet voorts vaststellen dat zij niet beschikt over de betreffende afbeeldingen en beeldopnamen, aangezien deze door verdachte zijn vernietigd. Hiermee is aan de rechtbank de mogelijkheid ontnomen om te kunnen komen tot een oordeel over de vraag of de afbeeldingen en beeldopnamen die door verdachte zijn gemaakt onder één van de door de Hoge Raad genoemde categorieën valt en dus of deze al dan niet seksuele gedragingen omvatten, zoals is tenlastegelegd. Daarnaast biedt het dossier zoals het thans voorligt, onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat de afbeeldingen en beeldopnamen die verdachte van [benadeelde] heeft gemaakt als afbeeldingen en beeldopnamen van een seksuele gedraging, bestaande uit het (nadrukkelijk) in beeld brengen van de geslachtsdelen van een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, kunnen worden beschouwd en daarmee als kinderporno kunnen worden gekwalificeerd.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem tenlastegelegde feit heeft begaan en zal hem dan ook hiervan vrijspreken.
< Terug naar Meer informatie kinderporno