Vrijspraak nu verklaring slachtoffer niet in doorslaggevende mate wordt ondersteund door dossier
In heel veel zedenzaken gaat het om de vraag of uiteindelijk bewezen kan worden dat het seksueel contact vrijwillig of onvrijwillig was. Het gaat veelal om de verklaring van de verdachte tegenover die van het slachtoffer. Dit zien we ook in de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 16 juni 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:5044. De rechtbank stelt vast dat aangeefster en verdachte in de nacht van 6 februari 2016 seksueel contact hebben gehad. Volgens aangeefster werd zij kort nadat zij was thuisgekomen na het uitgaan wakker. Op dat moment had zij seks met een vreemde man. Zij herkende deze man als degene die zij na het uitgaan voor haar voordeur kort had gesproken, voordat zij haar woning inging. Verdachte verklaart dat aangeefster hem toen mee naar binnen heeft gevraagd en dat het seksueel contact op vrijwillige basis is gebeurd.
Beiden scenario’s zouden in principe waar kunnen zijn. Het dossier bood niet in doorslaggevende mate steun voor een van beide verklaringen. Wel had de verdachte verklaard dat hij de vagina niet had gepenetreerd, terwijl dat wel uit het DNA-bewijs bleek. Toch vond de rechtbank dat dit de verklaring van de verdachte niet zodanig ongeloofwaardig maakte dat die verklaring terzijde moet worden geschoven.
De rechtbank heeft het volgende overwogen:
Bewijsoverweging: verklaring slachtoffer moet in doorslaggevende mate worden ondersteund door dossier
Vooropgesteld wordt dat zedenzaken als de onderhavige zich doorgaans kenmerken door de omstandigheid dat slechts twee personen, te weten het veronderstelde slachtoffer en de vermeende dader, over de voorgevallen (seksuele) handelingen kunnen verklaren. Indien dergelijke verklaringen tegenover elkaar staan, zoals dat ook hier het geval is ten aanzien van de (on)vrijwilligheid van de seksuele toenadering, dient te worden bezien of het dossier één van beide lezingen in doorslaggevende mate ondersteunt.
Wel bevestiging door verklaring verdachte, maar niet in doorslaggevende mate voor bewijs tenlastegelegde
Tegenover de beschuldiging van aangeefster staat de van aanvang af gedetailleerde ontkennende verklaring van verdachte wat betreft het onvrijwillige karakter van de seksuele handelingen. De aangifte vindt op onderdelen weliswaar bevestiging in de verklaring van verdachte zelf, maar dit is niet doorslaggevend voor het bewijs van het tenlastegelegde. In verdachtes lezing van de gebeurtenissen wordt immers juist de vrijwilligheid van de seksuele toenadering benadrukt.
Sporen passen evengoed in verklaring verdachte
De aangetroffen sporen in de badkamer kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet bijdragen aan het bewijs dat verdachte zonder toestemming van aangeefster de woning is binnengedrongen, zodat de onvrijwilligheid van het seksueel contact ook op die grond niet kan worden onderbouwd. De sporen kunnen immers evengoed passen bij de lezing van verdachte dat hij, na het verlaten van de woning door het slaapkamerraam van aangeefster, naar haar wilde terugkeren, dat hij de buitendeur naar de badkamer van buitenaf kon openen en daardoor naar binnen is gegaan, maar dat hij vervolgens is omgedraaid en weggegaan. In deze lezing is ook verklaarbaar dat de zus van aangeefster kort daarna heeft geconstateerd dat de badkamerdeur naar de gang op slot was gedraaid vanuit de badkamer, terwijl niemand in de badkamer aanwezig was.
Vrijspraak ondanks ontkenning penetratie, terwijl DNA-bewijs dat wel aantoont
Ten slotte heeft de rechtbank geconstateerd dat de resultaten van het NFI-onderzoek erop duiden dat verdachte aangeefster heeft gepenetreerd met zijn penis, terwijl verdachte ontkent dit te hebben gedaan. De verklaring die verdachte heeft gegeven voor de aanwezigheid van bedoelde DNA-sporen op zijn penis, acht de rechtbank onaannemelijk. De verklaring van verdachte op dit punt doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn verklaring, maar niet in die mate dat de rechtbank deze verklaring als onwaarschijnlijk terzijde schuift. Het door verdachte geschetste scenario blijft derhalve een mogelijkheid van hetgeen er die nacht is voorgevallen tussen hem en aangeefster.
Gelet op al het hiervoor overwogene acht de rechtbank het tenlastegelegde noch in de primaire noch in de subsidiaire variant wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hier daarom van worden vrijgesproken.