Werkstraf soms toch mogelijk bij ontucht, ondanks taakstrafverbod art. 22b Sr
In artikel 22b Sr. is een taakstrafverbod opgenomen. Het is de rechter op grond van dit artikel niet toegestaan om een kale taakstraf op te leggen voor de meeste zedenmisdrijven. Toch zien we in de jurisprudentie enkele zaken voorbij komen waarbij de rechter dit taakstrafverbod wegens bijzondere omstandigheden toch naast zich neerlegt, zo ook in de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, van 6 februari 2014, parketnr. 01/821277-13, NbSr 2004, 89. In deze zaak hield de rechtbank rekening met de oprechte spijt van de verdachte en zijn inzet om vrijwillig en op eigen initiatief behandeling te krijgen bij de GGZ-instelling De Hoop.
Casus: ontucht minderjarig meisje
De verdachte in deze zaak had zich schuldig gemaakt aan ontucht met een vijfjarig meisje dat bij de verdachte thuis met zijn dochtertje kwam spelen. De ontuchtige handelingen bestonden uit het betasten van het been en de vagina van het meisje. Hij betastte de vagina eerst over het onderbroekje heen en daarna is hij met zijn hand in het onderbroekje gegaan. Het betasten was eenmalig en van een relatief korte duur en er was geen sprake van penetratie van het lichaam van het slachtoffer.
De verdachte heeft goed meegewerkt aan het politieonderzoek, en heeft ook vrijwillig en op eigen initiatief deelgenomen aan een klinische behandeling bij de GGZ-instelling De Hoop waar hij al meer dan een half jaar intramuraal verbleef. De behandeling is met name gericht op de alcoholverslaving waaraan de verdachte leed. Ter terechtzitting had de verdachte schriftelijke verklaringen en overige stukken ingebracht waaruit de voortgang van de behandeling is beschreven.
Straf rechtbank
De rechtbank legt uiteindelijk slechts een werkstraf van 100 uren op, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaar.
Taakstrafverbod
In de uitspraak staat de rechtbank uitgebreid stil bij de Wet beperking taakstraffen, waarbij ook de memorie van toelichting wordt geciteerd. De rechtbank overweegt daarbij het volgende:
“Artikel 22b Sr. luidt, voor zover in deze relevant:
1. Een takstraf wordt niet opgelegd in geval van veroordeling voor:
a). een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteot van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad.
De Memorie van Toelichting van de Wet beperking taakstraffen kent, voor zover van belang, de volgende overwegingen:
– Voor de bestraffing van ernstige zeden- en geweldsmisdrijven kan niet worden volstaan met het opleggen van een «kale» taakstraf. Een dergelijk bestraffing voldoet niet aan de eisen die, gelet op de ernst van het delict, met het oog op vergelding en het voorkomen van nieuwe strafbare feiten in de toekomst, moeten worden gesteld. Het onderhavige wetsvoorstel voorziet er daarom in dat in geval van veroordeling voor een ernstig zeden- of geweldsmisdrijf alleen een taakstraf kan worden opgelegd tezamen met een al dan niet (deels) voorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
–
Het materiële criterium staat in het teken van de gevolgen die het gepleegde misdrijf heeft gehad. Een taakstraf wordt niet opgelegd indien het misdrijf een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad. Bij zeden- en geweldsmisdrijven is in beginsel steeds sprake van inbreuken op de lichamelijke integriteit. De ernst van de inbreuk kan verschillen. In geval van een poging tot een zeden- of geweldsmisdrijf kan het zo zijn dat er geen sprake is van een daadwerkelijke inbreuk op de lichamelijke integriteit. De ernst van de inbreuk op de lichamelijke integriteit is dus bepalend voor de mogelijkheid om een taakstraf op te leggen. Zijn de gevolgen voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer beperkt gebleven, dan kan een «kale» taakstraf worden opgelegd.
Een inbreuk op de lichamelijke integriteit is niet hetzelfde als lichamelijk letsel. Zeker bij zedenmisdrijven kan sprake zijn van een ernstige inbreuk op de lichamelijk integriteit, zonder dat daarbij sprake is van lichamelijk letsel. Aan de andere kant is bij lichamelijk letsel wel altijd sprake van een inbreuk op de lichamelijk integriteit. In de gevallen waarin het misdrijf beperkt lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, is geen sprake van een zo ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit dat daarom het opleggen van een taakstraf is uitgesloten.
In de formulering van het materiële criterium is er bewust van afgezien te spreken van de gevolgen voor de geestelijke integriteit van het slachtoffer. De reden daarvoor is dat de gevolgen die een misdrijf heeft voor het geestelijk welzijn van een slachtoffer sterk uiteenlopen van persoon tot persoon. De gevolgen voor de geestelijke integriteit zijn daarmee een te weinig objectieve maatstaf voor de beoordeling of een taakstraf mag worden opgelegd. Daar komt bij dat voor de delictsomschrijvingen van zeden- en geweldsmisdrijven in het Wetboek van Strafrecht geldt dat steeds sprake is van inbreuken op de lichamelijke integriteit.
< Terug naar Meer informatie ontucht minderjarige/kind
< Terug naar Meer informatie seksueel misbruik