Wetsgeschiedenis strafbaarstelling kinderporno
In 2009 is het strafmaximum in artikel 240b lid 2 Sr verhoogd van zes naar acht jaar (In werking getreden per 1 juli 2009, Wet van 12 juni 2009, Stb. 245)
Dit maakte ruimere bevoegdheden mogelijk die voor een effectieve opsporing op internet van belang zijn, met name de mogelijkheid om vertrouwelijke communicatie op te nemen met een technisch middel in een woning (artikel 126l lid 2 Sv). Daarvoor is een strafbedreiging van minimaal acht jaar vereist ((Kamerstukken II 2007/08, 31 386, nr. 3, p.19).
Het kan bijvoorbeeld gaan om het plaatsen van een instrument op een computer van een verdachte om zijn communicatie met anderen te achterhalen. Met deze verhoging wilde de wetgever ook tot uitdrukking brengen dat het stelselmatig vervaardigen, verspreiden en bezitten van kinderpornografie een ernstig strafbaar feit wordt geacht. Hierbij wordt overigens opgemerkt dat de wijziging niet voortvloeit uit een in de rechtspraktijk gebleken noodzaak de strafmaxima ten aanzien van kinderpornografie intrinsiek te herijken, en dat de recente evaluatie van de zedelijkheidswetgeving dit bevestigt. De strafrechter heeft volgens de wetgever voldoende mogelijkheden een straf op te leggen die in het gegeven geval passend is. Ratificatie van het Verdrag van Lanzarote in 2007 leidde ook tot een aantal wetswijzigingen, onder meer met betrekking tot de strafbaarstelling inzake kinderpornografie. Artikel 240b Sr stelt vanaf januari 2010 ook strafbaar het zich toegang verschaffen tot kinderpornografie door middel van informatie- en communicatietechnologie (Wet van 26 november 2009, Stb. 544, in werking getreden per 1 januari 2010 (Stb. 2009, 578).).
Deze aanscherping werd wenselijk geacht omdat de vraag rees of in alle gevallen kon worden opgetreden op grond van strafbaar bezit. Nu kunnen ook kijkers worden vervolgd van wie niet kan worden bewezen verklaard dat zij opzettelijk kinderpornografie hebben gedownload naar bijvoorbeeld de map tijdelijke internetbestanden op de harddisk,168 maar wel dat zij met (voorwaardelijk) opzet zich toegang hebben verschaft tot websites met kinderpornografische inhoud of dit nu afbeeldingen, hyperlinks of live webcamstreams zijn.
De aangepaste strafbaarstelling inzake kinderpornografie in artikel 240b Sr is mede het gevolg van nieuwe technologieën die methoden van productie en verspreiding mogelijk hebben gemaakt. Ook werd bij dezelfde wetswijziging het aanbieden en het verwerven van kinderpornografisch materiaal strafbaar.